Een kind, in een groep van kinderen, verblijvend bij de moeder, rechthebbende op kinderbijslag, wordt geplaatst vanaf 31 mei. Het één derde wordt op een boekje betaald:
Samenstelling van het gezin:
Moeder: invalide, recht op 50ter
4 kinderen:
A: 11 jaar
B: 9 jaar (geplaatst vanaf 31 mei)
C: 7 jaar
D: 5 jaar
De vader, van wie de moeder gescheiden leeft, heeft in zijn gezin ook 3 kinderen waarvoor de kinderbijslagen worden verleend. Hij heeft als langdurige werkloze, recht op de bijslag voorzien in art. 42bis.
Samenstelling van het gezin:
3 kinderen:
G: 8 jaar
F: 6 jaar
E: 5 jaar
Daar het derde deel van de kinderbijslagen op een spaarboekje moet worden betaald, zal het voorrangsrecht op kinderbijslag hoofdens de wettelijke vader vanaf de plaatsing worden vastgesteld. Welke bijslagen moeten vanaf juni, aan wie, worden betaald, en hoe moet de groepering gebeuren?
Antwoorden van de Directie der Juridische Studiën dd. 8 december 1992. Ref.: E2429/Contr./MDPIHB en dd. 27 januari 1993. Ref.: E339/Contr./MDP/HB (uittreksel)
1) Dd. 8 december 1992. Ref.: E2429/Contr./MDP/HB
In de maand juni is de moeder nog steeds voorrangsgerechtigde rechthebbende, daar krachtens art. 64, §3 G.W. de verandering van voorrang slechts uitwerking heeft de eerste dag van het volgend kwartaal. Krachtens de CO 1228 van 18 april 1990 mag het geplaatste kind gegroepeerd worden met de andere rechtgevende kinderen door haar opgevoed.
Het recht op de bijslag 50ter voor het geplaatste kind gaat in hoofde van de moeder reeds verloren in juni, terwijl anderzijds reeds in juni voor dit geplaatst kind aanspraak gemaakt kan worden op de bijslag 42bis (toepassing art. 48, 5de lid, art. 54 G.W. en CO 1232 van 9 augustus 1990 en CO 1243 van 21 februari 1991).
Om alle hiernavolgende berekeningen iets te vereenvoudigen laten we de leeftijdsbijslagen buiten beschouwing.
2) Dd. 27 januari 1993. Ref.: E339/Contr./MDP/HB
A. Betaling van de kinderbijslag in juni
a) aan de moeder
- Er is recht op bijslag 50ter in 1ste-3de en 3de rang voor de 3 kinderen thuis, terwijl voor het geplaatste kind art. 42bis 2de rang verschuldigd is. In totaal: 19.328fr. (50ter 1ste - 3de - 3de rang) + 5.415fr. (42bis - 2de rang) = 24.743fr.
- De moeder krijgt hiervan 3/4 nl.: 18.557fr. (a) Het overige 1/4 wordt verdeeld nl.: 1/3 op een boekje: 2.062fr. (b) 2/3 aan de instelling: 4.124fr. (c) De som van (a) + (b) + (c) = 24.743fr.
b) aan de vader
Er is recht op kinderbijslag schaal 42bis voor de 3 kinderen in zijn gezin, in totaal: 16.233fr.
B. Situatie in juli
a) bij de moeder
Recht op kinderbijslag 5Oter voor de 3 kinderen in haar gezin dus: 17.698fr. (50ter - lste-2de-3de rang)
b) bij de vader
Er is recht op kinderbijslag 42bis in 1ste-2de-3de en 3de rang (vader is voorrangsgerechtigde rechthebbende).
In totaal: 23.278fr.
Hiervan wordt 3/4 aan hem betaald, dus 17.459fr. (a) Het overige 1/4 wordt als volgt verdeeld:
1/3 op een boekje 1.940fr. (b)
2/3 aan de instelling 3.880fr. (c)
De som van (a) + (b) + (c) is 23.279fr.
C. Is deze situatie in het voordeel van de moeder
Indien men in juni het kind zou groeperen bij de vader, zou de moeder in juni reeds het bedrag ontvangen van 17.698fr. ipv 18.557fr. hetzij 859fr. minder.
De vader van zijn kant zou in juni reeds 17.459fr. ontvangen ipv 16.233fr., hetzij 1.226fr. meer.
In de behandelde concrete situatie leidt de regeling voorgesteld onder de punten A en B inderdaad tot de vaststelling dat de moeder gedurende 1 maand meer en de vader gedurende diezelfde periode minder bijslag ontvangt.
De vaststelling vloeit echter voort uit de toepassing van de concrete wetsbepalingen en is als dusdanig geen voordeel voor de moeder, noch een nadeel voor de vader.