Op grond van art. 106 mag het Reservefonds aangewend worden onder meer om gezinsbijslag te verlenen aan bepaalde categorieën van personen die wettelijk geen aanspraak op bijslag kunnen maken.
(...)
5de categorie (referenties F16) - Gezinsbijslag ten behoeve van gewezen grensarbeiders.
Toekenningsvoorwaarden.
I. PRINCIPE
De gewezen grensarbeiders die uitgesloten zijn hetzij bij toepassing van artikel 59 der gecoördineerde wetten, omdat zij nooit in België werkzaam zijn geweest hetzij ingevolge het principe van de territorialiteit der wetten, omdat de gebeurtenis die het recht zou kunnen openen zich tijdens of onmiddellijk na een periode van arbeid in het buitenland heeft voorgedaan, genieten niettemin de gezinsprestaties (kinderbijslag en kraamgeld) volgens het Belgische stelsel der werknemers.
Het recht op bijslag is echter ondergeschikt aan de hierna vastgestelde bijzondere voorwaarden.
II. BIJZONDERE VOORWAARDEN
1. De grensarbeider moet een voorrangsrecht op kinderbijslag kunnen doen gelden overeenkomstig de bij art. 64 bepaalde volgorde.
Wordt niet geacht een voorrangsrecht te kunnen laten gelden de grensarbeider die met een loonarbeider of hiermede gelijkgestelde samenwoont.
De grensarbeider moet zich in een van de volgende toestanden bevinden:
a) werkloosheidsuitkeringen van het Belgisch stelsel genieten;
b) schadeloosstelling genieten volgens arbeidsongeschiktheid van minstens 66% ingevolge een arbeidsongeval opgelopen tijdens een periode tewerkstelling door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
c) ziekengeld, invaliditeitsuitkering of bevallingsrust genieten van een Belgisch ziekenfonds;
d) een pensioen genieten krachtens een Belgische regeling voor werknemers;
e) overleden zijn en volle wezen of halfwezen (van overleden vader) nalaten.
2. De gewezen grensarbeider of de moeder van de wezen moet de Belgische nationaliteit bezitten.
3. Het gezin moet in België woonachtig zijn of er verblijven.
4. De arbeider moet laatstelijk werkzaam zijn geweest als grensarbeider in Frankrijk, Nederland, de Duitse Bondsrepubliek of het Groot-Hertogdom Luxemburg.
5. Er mag ten behoeve van de rechtgevende kinderen geen enkel recht op gezinsbijslag bestaan:
a) volgens de Belgische regeling voor werknemers, noch volgens de regeling die geldt voor de werklozen: in dit laatstse geval echter, wordt niettemin het kraamgeld verleend;
b) volgens de Belgische regeling voor zelfstandigen;
c) op grond van enige buitenlandse regeling noch van een door België ondertekende internationale overeenkomst en inzonderheid krachtens een regeling van het land waar de grensarbeider laatstelijk werkzaam was.
In geen geval zal aanvullend worden betaald.
6. De reden waarom de aanspraak op kinderbijslag op grond van de buitenlandse regeling afgewezen werd is zonder invloed.
7. Deze nieuwe schikkingen laten de rechten onverlet die op grond van vroegere beslissingen zijn verworven. Zij worden toegepast binnen de perken bepaald bij art. 120, uitgezonderd wat de nieuwe prestaties betreft die ten behoeve van de wezen worden verleend. Deze worden slechts toegekend vanaf de datum waarop de nieuwe beslissing door de Minister is goedgekeurd (28 mei 1962).