Door de wijziging van artikel 66, G.W. met uitwerking per 1 januari 1976, stelt artikel 130 van de wet van 5 januari 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1975-1976 een nieuwe procedure in ter afwijking van de bij artikel 64, G.W. bepaalde devolutieorde wanneer er voor een zelfde kind verschillende mogelijke rechthebbenden zijn.
Deze omzendbrief wil nuttige onderrichtingen verstrekken voor de uniforme toepassing van bedoelde tekst en het gebruik van een standaardformulier voorstellen ter vereenvoudiging van het onderzoek van de individuele gevallen.
(...)
III. WIJZIGINGEN VAN DE DEVOLUTIEORDE AANGEVRAAGD SEDERT
1 JANUARI 1976
A. ALGEMEEN
1. Grondvoorwaarde (bij gelijkheid van rechten)
- Elk verzoek om wijziging van de voorrang vastgesteld bij artikel 64, G.W., onderstelt dat er ten minste twee rechthebbenden voor een zelfde kind aanwezig zijn.
- De omstandigheid dat een verzoeker de instemming tot de voorrang heeft bekomen, heeft niet tot gevolg dat er een recht te zijnen gunste in het leven wordt geroepen. Deze instemming kan met andere woorden pas een practische uitwerking hebben als de gelijkheid van rechten is vastgesteld.
2. Het initiatief van de belanghebbenden
a. Instemming van de voorrangsgerechtigde
- Voor iedere wijziging van de rangorde is vanwege de voorrangsgerechtigde de instemming vereist die hij, in het belang van het kind aan de niet voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64, G.W. geeft.
b. Weigering tot instemming vanwege de voorrangsgerechtigde
- Wanneer de voorangsgerechtigde weigert afstand te doen van zijn voorrang aan een andere rechthebbende die erom verzoekt ligt de beslissing hieromtrent bij de Minister.
c. Herroeping van de instemming door de voorrangsgerechtigde
- De voorrangsgerechtigde op grond van artikel 64, G.W. kan zijn instemming herroepen wanneer het belang van het kind zulks vereist. De beslissing hieromtrent ligt bij de Minister.
d. Herroeping van de instemming door de rechthebbende die voorrangsgerechtigde is geworden
- Uit artikel 66, G.W. blijkt duidelijk dat de rechthebbende die de voorrang bekomt daarvan geen afstand vermag te doen. Eens de instemming is bekomen van de voorrangsgerechtigde op grond van artikel 64, G.W. kan die alleen herroepen worden door deze laatste.
3. Ministeriële beslissing
a. Bevoegdheid
- Wanneer de voorrangsgerechtigde, aangewezen bij toepassing van artikel 64, G.W. weigert de voorrang te verlenen aan een andere mogelijke rechthebbende die erom verzoekt of wanneer hij de gegeven instemming herroept, moet het geval worden overgezonden aan de Minister die beslist aan wie van de in artikel 64 bedoelde rechthebbenden de voorrang wordt verleend.
b. Geldigheidsduur
- De Minister moet de geldigheidsduur van zijn beslissing bepalen
4. Praktische regelen
a. Mededeling en voortzetting
Wanneer een instelling de instemming van de voorrangsgerechtigde ontvangt, deelt zij zulks onmiddellijk mede aan de andere betrokken instelling of instellingen door middel van een fotocopie en verricht al het nodige ter effectuering van de betalingen en de eventuele regularisatie, daarbij onderbreking en samenloop voorkomend.
b. Brevet
In voorkomend geval zendt de instelling die de voorrangsgerechtigde rechthebbende bedient het brevet aan de instelling die de voorrangverkrijgende rechthebbende voortaan moet bedienen. Verder moet ingeval van verandering van kinderbijslagfonds de instemming uitdrukkelijk op elk brevet van rechthebbende vermeld worden. Daartoe wordt bij het brevet een fotocopie van de instemming gevoegd die op het bij deze omzendbrief gaande formulier, staat vermeld.
c. Toezicht
Op de gevallen waarin artikel 66 van toepassing is moet een nauwgezet toezicht uitgeoefend worden aan de hand van het formulier model P12.
Dit formulier wordt aan de bijslagtrekkende gezonden die ertoe gehouden is, op straffe van wettelijke en reglementaire sancties, aanzegging te doen van alle nieuwe gegevens ter voorkoming van samenloop.
d. Controle aan huis
De omzendbrief C.O. 850 behoeft geen aanpassing; het volstaat dat bij de controle aan huis wordt nagegaan of het voorrangsrecht gegrond is (art. 64 en 66, G.W.) wanneer het rechtgevend kind niet in de woonst van de rechthebbende verblijft.
B. BIJZONDERE VRAAGSTUKKEN
1. Meer dan één verzoek of meer dan één instemming.
a. Verzoeken
- Verschillende rechthebbenden die bij toepassing van artikel 64 de voorrang niet hebben, kunnen de voorrangsgerechtigde erom verzoeken die voorrang aan hen af te staan.
- Zo de voorrangsgerechtigde zulks aan alle verzoekers weigert, hakt de Minister de knoop door.
- Zo de voorrangsgerechtigde erin toestemt de voorrang aan verschillende van de verzoekers te geven, zij naar het onderstaande punt b verwezen (meer dan één instemming).
- Zo de voorrangsgerechtigde erin toestemt de voorrang aan één der verzoekers te verlenen is deze instemming bepalend t.a.v. de voorrang, daar de voorrang is afgestaan en derhalve niet meer op een weigering kan stuiten, kan er geen ministeriële beslissing getroffen worden ten gunste van één der andere verzoekers.
b. Instemmingen
- De voorrangsgerechtigde kan ook meermalen zijn instemming hebben gegeven of deze tegelijkertijd aan verschillende personen hebben gegeven.
- Zo de instemming tegelijkertijd aan verschillende personen gegeven is, moet zij als zonder betekenis beschouwd worden aangezien tekst en opzet van de gecoördineerde wetten vereisen dat slechts één persoon het recht ten gunste van dezelfde kinderen feitelijk kan doen ingaan.
- Zo de instemming achtereenvolgens aan verschillende personen werd gegeven, heeft alleen de eerste uitwerking, behoudens herroeping of beslissing vanwege de Minister.
2. Betekenis van de instemming naar de tijd
a. Terugwerking
- (...)
b. Geldigheidsduur
- De instemming kan voor een onbepaalde tijd gegeven worden tot ze wordt herroepen.
- Ze kan eveneens voor een bepaalde (...) tijd gegeven worden (...).
c. Praktische regelen
- Ter voorkoming van alle betwisting hieromtrent, dient men erop toe te zien dat de gekozen formule nauwkeurig wordt aangegeven, zodat er nopens het tijdvak waarover de afwijking wordt verkregen en toegestaan, geen twijfel bestaat.
3. Belang van het kind
a. Ingeval het initiatief uitgaat van de belanghebbenden
De verzoeker om de voorrang kan deze van de voorrangsgerechtigde bekomen "in het belang van het kind". Totdat een omzendbrief van de Rijksdienst het beoordelingsmechanisme van "het belang van het kind" nader omschrijft, oordeelt de voorrangsgerechtigde daaromtrent. Daartoe kan hij alle inlichtingen inwinnen die hij nuttig acht, met name bij de verzoeker of bij één der bevoegde instellingen. De fondsen hebben de plicht de rechthebbenden en de bijslagtrekkenden voor te lichten omtrent materiële en bestuursrechtelijke voor- en nadelen van afstand van voorrang.
b. Ingeval de ministeriële beslissing gewijzigd wordt.
Wanneer de voorrangsgerechtigde zijn instemming weigert (...) moet de Minister optreden en nagaan of het belang van het kind deze weigering rechtvaardigt (...).
4. Onderbreking in de gelijkheid van rechten
a. De instemming heeft slechts practische gevolgen zo er feitelijk en tegelijkertijd een recht bestaat waarop de afgestane voorrang is gegrond en een niet prioritair recht waarop de verkregen voorrang zal worden gegrond. Zo een der beide rechten om enige reden wegvalt, sorteert de wijziging van de devolutieorde verder geen effect meer.
Dit geldt tevens wanneer de voorrang waarvan afstand is gedaan wegvalt, en een persoon die geen deel had aan de afstand van voorrang (derde) op grond van artikel 64, G.W. de rechthebbende wordt die de voorrang geniet.
b. Zo beide rechten of één ervan na een onderbreking weer ontstaan en zo de instemming niet is herroepen of ten einde gelopen, kan de verzoeker om de voorrang er zich steeds ongehinderd op beroepen.
Dit geldt eveneens onder dezelfde voorwaarden wanneer de afgestane voorrang weer ontstaat en de derde verder niet meer rechthebbende bij voorrang is op grond van artikel 64, G.W.
(FIGUUR NIET OPGENOMEN)