Wij hebben de eer U mededeling te geven van de onderrichtingen betreffende voormeld koninklijk besluit dat tot doel heeft de wetgeving over de kinderbijslag voor werknemers aan te passen aan de bepalingen van de wet van 3 juli 1975 tot wijziging van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut der gewetensbezwaarden.
Deze aanpassing uit zich in een wijziging van de tekst van artikel 41, lid 2, e), 4° en 5°, G.W., (...).
Wat de gelijkstelling met arbeidsdagen betreft, wordt het 4° vervangen door volgende bepaling :
"gevolg geeft aan een wijziging voor een interventie-eenheid van de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut bij publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen of aan een disciplinaire wederoproeping bij toepassing van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980"
(...)
"in dienst wordt gehouden bij toepassing van de tuchtregeling betreffende de gewetensbezwaarden die bij de civiele bescherming zijn ingedeeld of bij publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen zijn aangewezen".
Uit deze wijziging blijkt dat voortaan de gewetensbezwaarden die aangewezen zijn voor taken van openbaar nut in de schoot van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen, evenals diegenen die in dienst gehouden worden bij toepassing van de tuchtregeling betreffende de gewetensbezwaarden die bij de civiele bescherming zijn ingedeeld of bij publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen zijn aangewezen eveneens kunnen genieten van de gelijkstelling waarin voorzien is bij artikel 41 G.W., met het oog op het behoud van de kinderbijslag ten behoeve van hun kinderen.
(...)
Artikel 41 lezen als artikel 53 KBW.