Het Beheerscomité van de Rijksdienst heeft vastgesteld dat er tot op heden geen eenvormigheid bestaat omtrent de afschrijvingen welke door de vrije en de bijzondere kinderbijslagfondsen op hun vastgelegde middelen dienen te worden toegepast.
Het Beheerscomité heeft derhalve besloten deze voorschriften niet alleen te uniformiseren door de regels inzake afschrijvingen aan de bijzondere kinderbijslagfondsen opgelegd uit te breiden tot de vrije kinderbijslagfondsen, maar ook de afschrijving van de gebouwen opnieuw toe te laten.
A. GRONDEN
Op de waarde van de bebouwde en onbebouwde gronden, welke afzonderlijk in de boekhouding zijn opgenomen, wordt geen afschrijving toegepast.
B. GEBOUWEN
1. Duurzame constructies
a) Op de gebouwen mag voortaan een jaarlijkse afschrijving worden toegepast van 2% op de aanschaffingswaarde of op de kostprijs van het gebouw en dit gedurende een periode van 38 jaar.
Bij het verstrijken van deze tijdsspanne zal er geen enkele afschrijving meer gebeuren. De gebouwen worden zodoende een residu-waarde van 24% toegekend.
b) Uitgaven voor uitbreiding of verbouwing van een gebouw komen eveneens voor afschrijving volgens voormelde regels in aanmerking voor zover ze ingrijpende wijzigingen aan de wezenlijke structuur van het gebouw aanbrengen en hieruit een waardevermeerdering van dit gebouw voortvloeit.
De afschrijvingen zullen in voorkomend geval een aanvang nemen van zodra de werken volledig beëindigd zijn en de volledige kostprijs ervan gekend is.
c) Kosten welke rechtstreeks in verband staan met de aankoop van het onroerend activa en de waarde ervan bezwaren (bv. notariskosten), worden op het activa afzonderlijk geboekt en afgeschreven in de loop van het jaar van de aankoop van het gebouw.
d) Uitgaven verricht om de instandhouding van het gebouw te verzekeren, komen niet voor afschrijving in aanmerking. Deze kosten komen rechtstreeks ten laste van de administratierekening in het jaar dat ze gedaan werden.
2. Tijdelijke constructies
Tijdelijke constructies opgericht met lichte materialen evenals verbeteringswerken uitgevoerd voor de verhoging van het werkcomfort (bv. plaatsen dubbele beglazing, plaatsen van schutsels...) mogen worden afgeschreven naar rato van 10% per jaar zonder residu-waarde.
C. MEUBILAIR, MACHINES EN MATERIEEL
Het meubilair, het materieel en de machines moeten worden afgeschreven naar rato van 10% per jaar gedurende 9 jaar. Het meubilair, het materieel en de machines zullen aldus na deze periode op de balans voorkomen voor een residu-waarde van 10% zolang ze ingeschreven zijn in de inventaris.
Voor speciale machines, zoals computers, mag een ander afschrijvingspercentage worden toegepast in functie van de door de constructeur opgegeven aanduidingen en na akkoord van de Rijksdienst; dit geldt eveneens voor machines en materieel zonder duurzame gebruikstermijn.
Minicomputers mogen evenwel afgeschreven worden naar rato van 20% per jaar maar moeten, zolang ze in de inventaris ingeschreven zijn, op de balans voorkomen met een residu-waarde van 10%.
De kosten voor eerste programmering van de computer worden afgeschreven naar rato van 20% gedurende een periode van 5 jaar. Uitgaven voor aanpassing van de oorspronkelijke programma's welke deze niet ingrijpend wijzigen mogen als gewone administratiekosten worden aangezien.
D. ROLLEND MATERIEEL
Autovoertuigen zullen worden afgeschreven naar rato van 20% per jaar gedurende 5 jaar.
* * * * *
De afschrijvingen moeten geboekt worden op het einde van het jaar en de afschrijvingspercentages worden integraal toegepast ongeacht de datum waarop het goed in de loop van het jaar werd aangekocht.
Voormelde regelen zijn van toepassing van het dienstjaar 1984 af; de afschrijvingen op de bestaande gebouwen zullen worden hervat.
Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief C.O. nr. 800 van 14 februari 1967.
zie voor de vrije kinderbijslagfondsen evenwel CO 1321 van 21 oktober 1999