Artikel 73bis, §1, 1ste alinea G.W. bepaalt dat de kinderbijslagfondsen en de in artikel 18 van diezelfde wetten bedoelde overheden en openbare instellingen, kraamgeld toekennen bij de geboorte van elk kind dat op grond van die wetten rechtgevend is op kinderbijslag.
Advies K.C. 132/834 dd. 22 oktober 1942 stelt dat kraamgeld verschuldigd is aan personen die werknemer zijn en die op het tijdstip van de geboorte gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst die ze met een verzekeringsplichtige werkgever hebben afgesloten en op grond van die overeenkomst werkelijk arbeidsprestaties leveren (ook daarmee gelijkgestelde dagen komen in aanmerking).
Daarnaast mag op grond van de ministeriële omzendbrief nr. 187 van 23 juni 1970 kraamgeld worden uitgekeerd in alle gevallen waarin conform de wet geen uitkering kan worden verleend, alleen omdat de dag van de geboorte geen werkelijke arbeidsdag noch een daarmee gelijkgestelde dag was, op voorwaarde dat de voor de geboorte gelegen periode zonder arbeidsdagen (of daarmee gelijkgestelde dagen) ten hoogste 30 dagen beslaat.
Sinds 1 mei 1984 is de kinderbijslag voor een pasgeboren kind conform het koninklijk besluit nr. 282 pas verschuldigd vanaf de 1ste van de maand volgend op de maand waarin het geboren is, terwijl die uitkering vroeger vanaf de 1ste dag van de maand waarin de geboorte plaatsvond, verschuldigd was. Daardoor komt het dat de instellingen die kinderbijslag uitkeren, vooral bij een eerste geboorte, niet altijd al het nodige doen om na te gaan of er op het tijdstip van de geboorte recht bestaat op kinderbijslag.
Om met betrekking tot de periode die voor de vaststelling van het recht op kraamgeld moet worden gecontroleerd geen misverstanden te laten bestaan, verzoeken wij u onderstaande regels in acht te nemen:
1° zo de rechthebbende in de maand van de geboorte (virtueel) voldoet aan de vereisten om recht te verkrijgen op de forfaitaire maandelijkse kinderbijslag, kan voor het kind kraamgeld worden toegekend en het heeft weinig belang of de dag van de geboorte al dan niet een werkelijke arbeidsdag (of daarmee gelijkgestelde dag) is, omdat het kind op de dag van zijn geboorte hoe dan ook rechtgevend is op kinderbijslag (er is voldaan aan de vereisten door de toekenning van het forfait), zelfs wanneer die uitkering over de betrokken maand niet metterdaad wordt betaald.
2° zo de rechthebbende over de maand van de geboorte op grond van zijn arbeidsprestaties (of daarmee gelijkgestelde omstandigheden) maar recht verkrijgt op de dagelijkse kinderbijslag, is het kraamgeld verschuldigd, zelfs wanneer de dag van de geboorte geen aanleiding geeft tot recht op dagelijkse kinderbijslag, voor zover de voor de geboorte van het kind gelegen periode zonder arbeidsdagen (of daarmee gelijkgestelde dagen) niet meer dan 30 dagen beslaat.
3° zo de rechthebbende over de maand van de geboorte virtueel geen recht verkrijgt op de forfaitaire maandelijkse kinderbijslag en zo de voor de geboorte gelegen periode zonder arbeidsdagen (of daarmee gelijkgestelde dagen) meer dan 30 dagen beslaat, moet een beroep worden gedaan op de ministeriële afwijking van artikel 73ter G.W.
Deze regels gelden zowel bij een eerste geboorte als bij volgende geboorten.