Het komt voor dat kinderbijslaginstellingen een werkgever te goeder trouw hebben aangesloten maar dat zij de aansluiting moeten annuleren omdat een andere instelling wettelijk als eerste voor die aansluiting in aanmerking komt.
Onderstaande gevallen kunnen o.m. worden aangehaald:
- de datum waarop de verzekeringsplicht van een bij een vrij kinderbijslagfonds aangesloten werkgever ingaat, wordt door de R.S.Z. gewijzigd en de in artikel 34 G.W. bepaalde termijn van 60 dagen is overschreden;
- fusie of opslorping tussen vennootschappen, met terugwerkende kracht;
- de in artikel 38 KBW bepaalde regels voor het ontslag van een instelling zijn niet in acht genomen, waardoor de nieuwe aansluiting betwistbaar is;
- dubbele aansluiting of niet naleven van de voorschriften van artikel 15 inzake meervoudige aansluiting;
- op het tijdstip van de aansluiting is uit de aard van de door de werkgever uitgeoefende activiteit niet af te leiden dat er aanleiding is tot aansluiting van rechtswege bij de Rijksdienst of bij een bijzonder fonds maar achteraf blijkt dat zulks toch het geval is.
De uitkeringen gedaan in de plaats van de instelling die uiteindelijk bevoegd is, geven aanleiding tot regularisaties tussen instellingen. Dat geldt ook m.b.t. de toelagen voor administratiekosten.
Met het oog op de vereenvoudiging van met name het administratief werk en omdat daarnaast regularisatie in de praktijk vaak niet mogelijk blijkt wanneer de verrichtingen verder terugwerken in de tijd dan de termijn voor het bewaren van archieven, meent de Rijksdienst dat het voortaan niet langer aangewezen is over te gaan tot regularisatie tussen twee instellingen die onder de nationale verdeling vallen, wanneer de aansluiting door een instelling ten onrechte heeft plaatsgevonden en zo over de goede trouw van die instelling geen twijfel kan bestaan.
Het is duidelijk dat de rekeningen toch moeten worden geregulariseerd zo blijkt dat de foutieve aansluiting bewust is gebeurd en er dus geen sprake kan zijn van goede trouw.
Voor zover de goede trouw van het fonds niet in twijfel kan worden getrokken, geven schrappingen van aansluitingen voortaan geen aanleiding meer tot afrekening, noch op het stuk van de kinderbijslag noch op dat van de toelage voor administratiekosten. Zodra een instelling weet heeft van een foutieve aansluiting, contacteert zij het bevoegde fonds en bezorgt het aan de hand van een ambtshalve afgegeven brevet voor alle rechthebbenden alle informatie dienstig voor het aanleggen van het dossier en ter voorkoming van dubbele uitkering. Het bevoegde fonds begint dadelijk de uitkeringen en zorgt ervoor dat geen voor het gezin nadelige onderbreking optreedt.
Deze omzendbrief is onmiddellijk van toepassing voor alle nieuwe en lopende gevallen.
Vanaf 1 juli 1998 wordt (cf. art. 34 van het wet van 22 februari 1998), in de nationale verdeling, het principe van niet-regularisatie tussen de verschillende kinderbijslag-instellingen, op algemene wijze wettelijk vastgelegd in artikel 71 § 1bis G.W.. De niet-regularisatie blijft evenwel beperkt tot de betalingen te goeder trouw (CO 1315 van 10 april 1998, artikel 71).