Het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen herziet grondig de wijze van betoelaging van de kinderbijslagfondsen vanaf 1 januari 1999.
De betoelaging omvat vier luiken :
1. Een systematische toelage die in overeenstemming wil zijn met de kosten waarmee elk fonds geconfronteerd wordt in functie van zijn werklast (zie punt 1).
2. Een indexering die ook rekening houdt met de evolutie van de termijnen (zie punt 2 indexering).
3. De dekking van de directe kosten, direct aan te rekenen aan de Rijksdienst (zie punt 3).
4. Een responsabiliseringstoelage die afhangt van de manier waarop de fondsen hun opdracht uitvoeren (aan dit onderwerp zal afzonderlijke informatie gewijd worden).
1. Toelage "1999" aangepast aan de kosten waarmee het fonds geconfronteerd is
Deze toelage is bepaald door artikel 2 van het koninklijk besluit.
Voor het jaar 1999 is de toelage berekend op basis van de volgende zes parameters waarvan de definitie werd gegeven door het Beheerscomité van de Rijksdienst tijdens de vergadering van 21 september 1999 :
1.1 Aangesloten werkgevers
Aangezien de betoelaging per aangesloten werkgever slecht de werklast die een kinderbijslagfonds draagt vertaalt, vooral wanneer de werkgever geen rechthebbend personeel tewerkstelt, bekrachtigt het koninklijk besluit de geleidelijke vervanging van deze parameter.
In 1999 wordt aan ieder kinderbijslagfonds een bedrag van 725 BEF per werkgever, die geldig aangesloten was voor een deel of het geheel van het jaar en verzekeringsplichtig in de sociale zekerheid van de werknemers voor een deel of het geheel van 1999.
Dit bedrag is onderhevig aan de schommelingen van de index van de conventionele lonen (zie punt 2).
1.2. Mutatie van de werkgever
Aangezien het administratieve werk dat een kinderbijslag-fonds verricht zich vertaalt in de inschrij-ving en de schrapping in het repertorium van de werkgevers, leek het aangewezen om de fondsen te vergoeden voor iedere gewettigde inschrijving of schrapping in dit register. In 1999 leidt een dergelijke beweging tot een toelage van 1.400 BEF (zie punt 2 indexering).
Worden als mutatie in aanmerking genomen :
- de aansluiting van een werkgever die ontslag heeft genomen bij een ander kinderbijslagfonds ;
- de aansluiting van een nieuwe werkgever binnen de 90 dagen voorzien in artikel 34 GW ;
- de aansluiting van een werkgever die uitgesloten is bij een ander kinderbijslagfonds ;
- de aansluiting van een werkgever na de overname van een ontbonden kinderbijslagfonds ;
- het ontslag van een werkgever ten voordele van een ander kinderbijslagfonds ;
- de uitsluiting van een werkgever ;
- het ontslag van ambtswege gekoppeld aan het einde van de verzekeringsplicht in de sociale zekerheid van de werknemers ;
- het ontslag van een werkgever ten voordele van een bijzonder fonds ;
- de schrapping van een werkgever waarvan de aansluiting regelmatig werd verricht, maar waarvan de verzekeringsplicht nadien werd verworpen door de RSZ (na een onderzoek door deze dienst) ;
- de aansluiting van een werkgever na een wijziging van zijn handelsstatuut (bv. van PVBA naar NV).
Komen niet in aanmerking als mutaties en geven dan ook geen aanleiding tot een subsidie :
- de aansluiting verricht buiten de termijn van 90 dagen voorzien in artikel 34 GW, evenals de daarop volgende schrapping ;
- de aansluiting van een werkgever die reeds was aangesloten bij een ander kinderbijslagfonds evenals de daarop volgende schrapping ;
- iedere ongeoorloofde aansluiting evenals de daarop volgende schrapping ;
- iedere schrapping verbonden aan de ontbinding van een fonds of de overname ervan door een ander kinderbijslagfonds ;
- iedere technische mutatie : verandering van benaming, verandering en adres ;
- de schrapping van een werkgever na een wijziging van zijn handelsstatuut (bv. van PVBA naar NV).
1.3. Uitgevoerde betalingen
Deze parameter werd overgenomen uit het vorige systeem omdat hij goed de permanente werklast die uit het beheer van de dossiers voortvloeit verdisconteert.
Momenteel wordt reeds een toelage toegekend voor iedere effectief uitgevoerde betaling.
Worden beschouwd als "uitgevoerde betaling" ten opzichte van de parameter :
- de reguliere maandelijkse betaling ;
- de afzonderlijke betaling van kraamgeld of van achterstallen. Men beveelt de kinderbijslagfondsen echter aan om zoveel mogelijk hun betalingen te groeperen. Dit
aspect wordt overigens gecontroleerd door de Rijks-dienst ;
- de heruitgifte van een betalingstitel wanneer de eerste "onbetaald" terugkomt ;
- de terugbetaling van bedragen die een debiteur stortte bovenop zijn schuld ;
- iedere betaling verricht voor een kind geplaatst in een instelling (artikel 70GW) zelfs indien de betaling gegroepeerd is (verschillende kinderen die van dezelfde rechthebbende afhangen). De toelage wordt dus berekend per kind voor de betaling van 2/3 van de kinderbijslag ;
- iedere betaling van 1/3 van de kinderbijslag (artikel 70 GW) op een spaarboekje geopend op naam van een kind. In deze veronderstelling wordt de toelage eveneens berekend per kind.
In 1999 wordt aan ieder kinderbijslagfonds een toelage van 60,35 BEF toegekend per betaling uitgevoerd in de loop van 1999 (zie punt 2.Indexering).
1.4. Uitbetaalde kinderbijslag
Zoals dat reeds in het vroegere systeem het geval was stemt de toelage overeen met 1,4 % van de massa aan uitbetaalde kinderbijslag. Deze parameter lijkt eveneens in de lijn te liggen die een toekenning van een toelage beoogt die de werkelijke last gedragen door het fonds dekt.
Met "uitbetaalde kinderbijslag" moet in verband met deze parameter begrepen worden het netto bedrag aan uitbetaalde kinderbijslag, dus het bedrag van de werkelijk betaalde bijslag waarvan het bedrag van de onverschuldigde bijslag wordt afgetrokken.
1.5. Afgewerkte controles
De toelage voorzien door het vorige systeem was 557,05 BEF per contrôle. Ze dekte niet de werkelijk gebleken kosten, zodat de verslagen ervan vaak summier waren en werden er soms louter vormelijke controles aangerekend, van weinig belang voor de gezinnen.
Om aan deze tekortkomingen tegemoet te komen werd de toelage gebracht werd op 1.000 BEF per contrôle, wat overeenkomt met de kostprijs (zie punt 2. Indexering).
Rekening houdend hiermee is de toekenning van de toelage beperkt tot :
- tot de controles voorgeschreven door de onderrichtingen van de Rijksdienst (momenteel CO 1238 van 20 december 1990) ;
- tot de afgewerkte controles waarbij voor de verzamelde elementen een omstandig verslag is opgesteld. Teveel verslagen kenmerken zich momenteel door de vermelding "niets te melden" ;
- door de "beleefdheids"-contrôle bij de werkgever, of iedere contrôle die niet pertinent is of zelfs nutteloos voor het beheer van het dossier, uit te sluiten van iedere toelage.
De aandacht wordt erop gevestigd dat de contrôle hernomen is als kwaliteitsthema in de jaarlijkse contrôle verricht bij de kinderbijslagfondsen, om de kwaliteit ervan te waarborgen.
1.6. Mailboxberichten
Op basis van het idee dat het administratief werk en vooral het volume hiervan in een kinderbijslagdossier evenredig zijn met de wijziging van de sociale gegevens betreffende de rechthebbende, de bijslagtrekkende of het rechtgevend kind, beval de Rijksdienst de invoering aan van een toelage telkens als zich een wijziging voordoet die van invloed is op het kinderbijslagdossier van een van de betrokkenen (verandering van burgerlijke stand, van adres of van gezinssamenstelling).
Aangezien niet elk van deze wijzigingen dezelfde weerslag heeft op het werkvolume van een kinderbijslagfonds, opteerde het project voor een gemoduleerde toelage die precies gebaseerd is op de potentiële weerslag van een mutatie op het beheer van een dossier.
Naast zijn objectiviteit (systematische bron van het rijksregister van de natuurlijke personen), en zijn afstemming op de gemaakte kosten, moedigt het "mailbox"-criterium de optimale integratie aan van de kinderbijslagfondsen in het telematicanetwerk van de sociale zekerheid, wat leidt tot een bevordering van de kwaliteit in het voordeel van de gezinnen. De uitstekend " geïntegreerde " fondsen beschikken inderdaad met de grootste snelheid over de "socioprofessionele en familiale" gegevens die het recht op kinderbijslag beïnvloeden en vooral de flexibiliteit ervan.
Voor het dienstjaar 1999 leidt de mailbox parameter tot een toelage die als volgt werd berekend :
4.2.6.1. Mailboxberichten met hoog gewicht (250 BEF per bericht).
- bericht 140H - gezinssamenstelling ;
- bericht 150R of 150M - overlijden
4.2.6.2. Mailboxbericht met gemiddeld gewicht (125 BEF per bericht)
- bericht 020R - adresverandering ;
- bericht 120R of 120M - verandering van burgerlijke stand
4.2.6.3. Mailboxbericht met laag gewicht (62,50 BEF per bericht).
- bericht 010R of 010M - verandering van naam ;
- bericht 031R of 031M - verandering van nationaliteit ;
- bericht 00R of 00M - verandering van geboortedatum en/of van geslacht ;
- bericht 022R - verblijf in het buitenland ;
- bericht 023R - adres in het buitenland ;
De Rijksdienst merkt op dat indien momenteel enkel de " mailboxen " afkomstig van het rijksregister in aanmerking komen voor de toekenning van een toelage, het Beheerscomité op middellange termijn voorziet om de toelage te enten op de elektronische fluxen die het meest representatief zijn voor de werklast. De gegevens afkomstig van de sector werkloosheid zijn bijvoorbeeld onthullend voor deze last, aangezien zowel het recht op basiskinderbijslag als het recht op de sociale toeslag ervan afhangen.
Als de gegevens van de fluxen niet direct werden gebruikt moet de oorzaak daarvan niet gezocht worden in de aard van de berichten, maar in de omstandigheid dat enkel de werkloosheidsflux operationeel was in 1998 en dat het gebruik ervan de fondsen die uitbetalingen verrichten voor een bevolking met een groot aantal werkloze rechthebbenden zou bevoordeeld hebben. Zelfs al is de flux met de ziekte- en invaliditeitsgegevens operationeel sedert het tweede semester van 1999, is het niet rechtvaardig om de fluxen te gebruiken om de werklast te meten voor ze ingevoerd zijn voor alle socio-professionele situaties waarvan het recht op kinderbijslag afhangt, zodat het meetinstrument de kinderbijslagfondsen op een strikt gelijk niveau plaatst.
2. De toelage "1999" ten opzichte van de index van de conventionele lonen
Conform de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 zijn de objectieve parameters (behalve de responsabilisering) voor de berekening van de toelage voor administratiekosten verbonden aan de schommelingen van de index van de conventionele lonen van de bedienden, nomenclatuur NACEBEL, zoals bepaald en gepubliceerd door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. De bedragen bepaald door het koninklijk besluit van 9 juni 1999 zijn gekoppeld aan de index 100,71 (basis : 1997).
De definitieve toelage zal berekend worden op basis van de index van de conventionele lonen van de maand december 1999.
De voorschotten berekend voor de toelage voor het jaar 1999 zijn gebaseerd op de meest recente index van de conventionele lonen, namelijk die van de maand juni 1999. Deze coëfficiënt bedraagt 103,27.
Rekening houdend met de indexerings-coëfficiënt van juni 1999 bedragen de betoelagingsparameters die de berekening van de voorschotten bepalen :
- 743,43 BEF per werkgever aangesloten in de loop van 1999 ;
- 1.435,59 BEF per mutatie van werkgever in de loop van 1999 ;
- 61,88 BEF per betaling uitgevoerd in de loop van 1999 ;
- 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslag betaald in de loop van 1999 ;
- 1.025,42 BEF per contrôle verricht in de loop van 1999 ;
- 256,35 BEF per mailboxbericht met hoog gewicht, ontvangen in 1999 ;
- 128,18 BEF per mailboxbericht met gemiddeld bericht, ontvangen in 1999 ;
- 64,09 BEF per mailboxbericht met laag gewicht, ontvangen in 1999.
Te noteren valt dat de bedragen definitief zullen bepaald worden voor het hele jaar 1999 rekening houdend met de index van de conventionele lonen van december 1999.
3. Dekking van de kosten die direct aan de RKW kunnen aangerekend worden
Naast de toelage stort de Rijksdienst aan de kinderbijslagfondsen de kosten terug van :
- de uitgifte van de betalingsopdrachten ;
- de medische onderzoeken ;
- de in het kader van het handvest van de sociale verzekerde ambtshalve verschuldigde intresten.
3.1. Uitgiftekosten
De kinderbijslag wordt aan de bijslagtrekkende uitgekeerd door middel van een postassignatie, een circulaire cheque of een overschrijving. Enkel de overschrijving van de bijslag op een Belgische bank- of postrekening is gratis.
De kosten voor de uitgifte van circulaire cheques, postassignaties, internationale postmandaten en bankcheques of het overschrijven van de bijslagen op een buitenlandse financiële rekening worden door de Rijksdienst teruggestort.
Het is vanzelfsprekend dat de kinderbijslagfondsen de door de bijslagtrekkende gekozen betaalwijze moeten respecteren. Dit belet niet dat de kinderbijslagfondsen moeten opteren voor de goedkoopste oplossing voor het uitvoeren van de betalingen.
De Rijksdienst betaalt aan de kinderbijslagfondsen geenszins eventuele debetintresten, wisselkozersverliezen of incassokosten terug.
3.2. Kosten voor medische onderzoeken
Artikel 1017 van het gerechtelijk wetboek voorziet dat de overheid of de instelling belast met het toepassen van de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen 580, 581, en 582 [1° 2°] - waaronder de kinderbijslagwet - behoudens roekeloos of tergend geding, in de kosten verwezen worden. In artikel 1018 Ger.W. wordt bepaald welke kosten in aanmerking worden genomen. Het betreft concreet:
1° de zegel-, griffie- en registratierechten;
2° de prijs en emolumenten en lonen van de gerechtelijke akten;
3° de prijs van de uitgifte van het vonnis;
4° de uitgaven betreffende alle onderzoeksmaatregelen, onder meer het getuigen- en deskundigengeld;
5° de reis- en verblijfkosten van de magistraten, de griffiers en van de partijen, wanneer hun reis door de rechter bevolen is, en de kosten van de akten, wanneer deze uitsluitend met het oog op het geding opgemaakt zijn;
6° de sommen die bepaald zijn in artikel 1022 (1).
Gelet op de hiervoor beschreven verplichting van de kinderbijslaginstellingen om bepaalde uitgaven voor hun rekening te nemen, is in artikel 14, 2° va n het koninklijk besluit van 9 juni 1999 bepaald dat de Rijksdienst de kosten voor geneeskundige onderzoeken uitgevoerd binnen het raam van artikel 47, 56septies en 63 van de wetten betreffende de kinderbijslag, aan hen terugbetaalt. Het voormeld artikel voorziet tevens dat alle kosten verbonden aan deze gerechtelijke procedure (zie artikel 1018 Ger.W.) door het stelsel ten laste worden genomen. Volledigheidshalve wordt aangestipt dat de voormelde kosten reeds vanaf 1 januari 1989 door de Rijksdienst aan de kinderbijslagfondsen teruggestort worden (cfr. artikel 13 van het koninklijk besluit van 15 december 1980 zoals aangevuld door het KB van 13 september 1989 - BS 9 november 1989).
(...) (2)
Voor controledoeleinden moeten de fondsen alle bewijsstukken van de aan de Rijksdienst aangerekende kosten ter beschikking houden. Uitgaven die niet behoorlijk kunnen worden gestaafd of die te wijten zijn aan onzorgvuldigheid van het fonds zullen worden verworpen.
3.3. Ambtshalve verwijlintresten
Indien de beslissing tot toekenning van kinderbijslag niet binnen de termijnen vastgelegd in het Handvest van de Sociaal Verzekerde is genomen, is het fonds van rechtswege aan de sociale verzekerde intresten verschuldigd. De ambtshalve verschuldigde intresten worden berekend op basis van het wettelijk percentage dat momenteel 7 % per jaar bedraagt.
Overeenkomstig artikel 14, 3° van het KB van 9 juni 1999 stort de Rijksdienst deze ambtshalve uitgekeerde intresten aan de kinderbijslagfondsen terug, ongeacht of de vertraging te wijten is aan het fonds of aan een andere instelling van de sociale zekerheid die op verzoek van het fonds tussenbeide is gekomen in het raam van het onderzoek van het recht. De kinderbijslagfondsen worden er wel op gewezen dat voor de verdeling van de enveloppe voor " responsabilisering " er rekening zal gehouden worden met de dossiers waarin, ingevolge de schuld van het fonds, intresten aan de sociaal verzekerde moesten worden betaald. Inderdaad, dergelijke gevallen vormen een bijkomende indicator die in aanmerking kan genomen worden bij de evaluatie van de variabele " Termijnen ".
Ter justificatie van de geïmputeerde bedragen moeten de fondsen een afzonderlijke afrekening van de betaalde intresten ter beschikking houden van de afgevaardigden van de Rijksdienst.
4. Uitvoering
Rekening houdend met de nieuwe betoelagingswijze die in werking treedt op 1 januari 1999 zal de Rijksdienst binnenkort overgaan tot de herberekening van de toelage voor het eerste en het tweede kwartaal van 1999 op basis van de zes parameters bepaald in hoofdstuk 1.
De kinderbijslagfondsen worden in dit verband verzocht de twee geactualiseerde verklaringen (model A) die u hierbij als bijlage aantreft in te vullen.
Op basis van de verstrekte gegevens, en na de contrôle van de stukken, zal de Rijksdienst de toelage van het eerste semester van 1999 aanpassen.
Op basis van de verklaring met betrekking tot het derde kwartaal zal de Rijksdienst de toelage bepalen van het derde kwartaal en de voorschotten voor het vierde kwartaal van 1999.
----------------------------------------------
(1) Artikel 1022 Ger. W. : 'Na advies van de Algemene Raad van de Nationale Orde van advocaten te hebben ingewonnen, stelt de Koning een tarief vast van de sommen die invorderbare kosten zijn wegens het verrichten van bepaalde materiële akten.'
(2) Opgeheven door CO 1349 van 9 juli 2004 betreffende de intresten die de fondsen moeten betalen tegenvolge van een rechterlijke toekenningsbeslissing na een administratieve weigering.