De wet van 8 mei 2001 tot wijziging van artikel 69 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (zie bijlage) heeft, vanaf 16 september 2001, opnieuw het begrip 'belang van het kind' ingevoerd in artikel 69, § 1, derde lid, Kinderbijslagwet Werknemers.
Overeenkomstig deze nieuwe bepaling kunnen, in het kader van de co-ouderschapsregeling, de ouders die niet overeenkomen over de toekenning van de kinderbijslag, aldus de arbeidsrechtbank vragen om de bijslagtrekkende aan te duiden 'en dit in het belang van het kind'.
Door het schrappen van de notie 'belang van het kind' sedert 6 februari 1999 oordeelden veel arbeidsrechters enkel nog op grond van de bepalingen tot aanwijzing van de bijslagtrekkende, zoals voorzien in artikel 69, § 1, derde lid, KBW. Vermits die wettelijke bepalingen niet meer expliciet het belang van het kind als criterium vermeldden, achtten veel rechters er zich dan ook niet meer door gebonden.
De Rijksdienst heeft het wegvallen van de notie 'belang van het kind' destijds trouwens in dezelfde zin geïnterpreteerd. Zo stelt CO 1319 van 18 maart 1999 op bladzijde 6, eerste alinea, het volgende: 'Of nu de vader bijslagtrekkende is of de moeder, de ouder die niet de bijslagtrekkende is, kan in beroep gaan bij de arbeidsrechtbank als hij of zij meent dat de wettelijke voorwaardenvoor de aanwijzing van de bijslagtrekkende niet zijn gerespecteerd. Het begrip belang van het kind verdwijnt dus als grond voor beroep bij de arbeidsrechtbank '.
Door de aanvulling van artikel 69, § 1, derde lid, laatste zin, met de woorden 'en dit in het belang van het kind' is de rechter vanaf 16 september 2001 verplicht dit criterium in acht te nemen.
De geciteerde bepaling uit CO 1319 van 18 maart 1999 wordt bijgevolg opgeheven.
De kinderbijslagfondsen worden verzocht, bij het nalezen van vonnissen en arresten, na te gaan of de rechter in zijn motivering voldoende rekening heeft gehouden met de opnieuw ingevoerde notie 'belang van het kind'.