1. Context
Sinds 1 januari 2015 wordt voor de vaststelling van het recht op de sociale toeslagen en de eenoudertoeslag rekening gehouden met het gemiddelde van de belastbare beroepsinkomsten en/of uitkeringen.
Deze wijziging kadert in de ontwikkeling van een fiscale flux waarbij het bedrag van de inkomsten als werknemer of zelfstandige of uit een sociale uitkering zal worden opgevraagd bij de authentieke bron, zijnde de FOD Financiën.
De procedure voor de vaststelling van het recht op een toeslag steunt op 3 principes:
-
Een beslissing over de provisionele betaling van de toeslag op basis van de gegevens in Trivia of op basis van een verklaring op eer van het gezin op het aanvraagformulier S.
-
Een grotere responsabilisering van de gezinnen: die moeten spontaan alle wijzigingen in hun gezins- en/of beroepssituatie meedelen, zowel om hun recht te laten gelden als om de provisionele betaling te laten stopzetten.
-
De definitieve vaststelling van het recht op de toeslag op basis van de gegevens van de fiscale flux.
Met de CO 1400 van 11 december 2014 heeft FAMIFED de eerste richtlijnen voor de provisionele betalingen van de toeslagen meegedeeld. Een eerste tussentijdse evaluatie ervan vond plaats in september 2015.
Op basis daarvan en na overleg met de kinderbijslagfondsen wordt de procedure voor de provisionele betaling van de toeslag bijgestuurd.
2. Bijsturingen aan de procedure m.b.t. de provisionele betaling van de toeslagen
-
De beslissing tot provisionele betaling van de toeslag wordt niet langer genomen op basis van de inkomenssituatie voor een enkele maand, maar op grond van een geraamd gemiddelde van de bruto beroeps- en/of vervangingsinkomsten voor het hele jaar.
Het aanvraagformulier model S werd daaraan aangepast. De aangepaste versie van het model S gaat als bijlage 1.
Voortaan dient het gezin een verklaring op eer af te leggen over de beroeps- en vervangingsinkomsten voor alle voorbije maanden in het betrokken kalenderjaar, zodat op basis daarvan het jaarinkomen kan worden geraamd. Bij die raming wordt verondersteld dat de actuele inkomenssituatie op het ogenblik van de gebeurtenis die het toeslagonderzoek meebrengt, voortduurt tot het einde van het kalenderjaar. Dit geraamd jaarinkomen gedeeld door 12 levert vervolgens het geraamde gemiddelde beroeps- en/of vervangingsinkomen per maand op en dient als basis om te beslissen over de provisionele betaling van de toeslag.
-
De beslissing tot provisionele betaling gebeurt op basis van een verklaring op eer van het gezin. Er hoeven niet langer bewijsstukken te worden bijgevoegd. De definitieve beslissing gebeurt immers op basis van de fiscale gegevens.
-
De ambtshalve provisionele toekenning (zonder aanvraag) gebeurt enkel nog wanneer op de datum van de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de instelling van het onderzoek de bijslagtrekkende:
én in een eenoudersituatie verkeert (1);
én zich in een socioprofessionele situatie bevindt op basis waarvan een ambtshalve provisionele betaling mogelijk is (2);
én zich gedurende minstens 6 kalendermaanden van het betrokken kalenderjaar in een van de volgende situaties bevindt of vermoed wordt er zich in te bevinden (3):
-
ontvangt slechts een vervangingsinkomen (werkloosheid of ziekte);
-
ontvangt een vervangingsinkomen voor werkloosheid en een loon voor een deeltijdse activiteit;
-
heeft het statuut zelfstandige en is gelijkgesteld wegens ziekte én er werden geen bijdragen betaald (code U) of valt onder de faillissementsverzekering (code K). Die codes zijn opgenomen in de flux over het begin of het einde van een zelfstandige activiteit;
-
er worden geen socioprofessionele gegevens over hem ontvangen via de fluxen.
Op basis van die gegevens bestaat er een vermoeden van niet-overschrijden van het grensbedrag. Die beslissing wordt aan de bijslagtrekkende gemotiveerd met de motiveringsbrief FISC-brief 1, waarin de bijslagtrekkende tevens geïnformeerd wordt over wat hij moet doen om een terugvordering te vermijden.
Hoe wordt de periode van minstens zes kalendermaanden in de praktijk bepaald?
De periode van minstens zes kalendermaanden in een situatie op basis waarvan de toeslag ambtshalve (zonder aanvraag) kan worden toegekend, dient zich in principe voor de datum van de gebeurtenis te situeren. In dat geval wordt de toeslag vanaf de datum van de gebeurtenis en rekening houdend met Art. 48 AKBW ambtshalve provisioneel toegekend.
Wanneer die periode van minstens zes kalendermaanden nog niet is bereikt op de datum van de gebeurtenis in kalenderjaar X, dan wordt vermoed dat de situatie op de datum van de gebeurtenis voortduurt:
- Verkrijgt men op die manier een periode van minstens zes kalendermaanden in het betrokken kalenderjaar X, dan wordt de toeslag vanaf de datum van de gebeurtenis en rekening houdend met artikel 48 AKBW provisioneel toegekend.
- Wordt op die manier de periode van minstens zes kalendermaanden in het betrokken kalenderjaar X niet bereikt, dan volgt een nieuw onderzoek in januari van het kalenderjaar X+1. Wordt daarbij vastgesteld dat de bijslagtrekkende zich in januari van het kalenderjaar X+1 in een situatie bevindt die de ambtshalve toekenning meebrengt, dan wordt vermoed dat deze situatie zal voortduren tot het einde van het kalenderjaar X+1. Bijgevolg bekomt men een periode van minstens zes kalendermaanden in het kalenderjaar X+1 en wordt de toeslag ambtshalve (zonder aanvraag) en rekening houdend met Art. 48 AKBW toegekend vanaf februari van het kalenderjaar X+1.
- In alle andere gevallen waarin geen ambtshalve toekenning mogelijk is, wordt een brief FISC-brief 2 gestuurd samen met een model S waarmee de bijslagtrekkende een aanvraag tot provisionele betaling van de toeslag kan indienen. Het gezin dient daarbij een inkomensverklaring af te leggen voor alle voorbije maanden van het kalenderjaar. Om het gemiddelde van de bruto beroeps- en/of vervangingsinkomsten voor het hele jaar te ramen, wordt er ook hier van uitgegaan dat de inkomenssituatie op de datum van de aanvraag zal voortduren tot het einde van het betrokken kalenderjaar (= fiscaal jaar). De beslissing tot toekenning van de provisionele betaling op basis van een aanvraag wordt verder gemotiveerd met een motiveringsbrief FISC-brief 3. De beslissing tot weigering van de provisionele betaling van de toeslag op basis van een aanvraag wordt verder gemotiveerd met een motiveringsbrief FISC-brief 4.
Als bijlage 2 bij deze omzendbrief gaat een stroomschema met een overzicht van de bijgestuurde procedure voor de provisionele betaling van de toeslag.
Voor het overige blijven de richtlijnen van de CO 1400 van 11 december 2014 onverminderd van kracht. Ook aan de inhoud en het gebruik van de motiveringsbrieven worden geen wijzigingen aangebracht.
Voorbeelden
- De eenoudersituatie ontstaat op 24 juli. Uit de gegevens in Trivia blijkt dat de bijslagtrekkende al een paar jaar werkloos is. Er wordt vermoed dat deze werkloosheid zal voortduren tot het einde van het jaar. De toeslag wordt ambtshalve provisioneel toegekend vanaf 1 augustus (toepassing artikel 48 AKBW). Deze beslissing wordt aan de bijslagtrekkende gemotiveerd met een brief FISC 1.
- De eenoudersituatie ontstaat op 7 mei. Uit de gegevens in Trivia blijkt dat de bijslagtrekkende al werkloos is sinds november van het jaar voordien. Er wordt vermoed dat de werkloosheid zal voortduren tot het einde van het jaar. Op basis van dit vermoeden dient de toeslag ambtshalve provisioneel te worden toegekend vanaf 1 juni (toepassing artikel 48 AKBW). De beslissing wordt aan de bijslagtrekkende meegedeeld met een brief FISC 1.
- De eenoudersituatie ontstaat op 27 oktober. Uit de gegevens in Trivia blijkt dat de bijslagtrekkende van januari tot juli ziek was en sindsdien werkloos is. Er wordt vermoed dat de werkloosheid tot het einde van het jaar zal voortduren. Zowel ziekte als werkloosheid zijn situaties op basis waarvan een ambtshalve provisionele toekenning mogelijk is. De toeslag wordt ambtshalve toegekend vanaf 1 november. Die beslissing wordt aan de bijslagtrekkende gemotiveerd met een brief FISC 1.
- De eenoudersituatie ontstaat op 4 oktober. Uit de gegevens in Trivia blijkt dat de bijslagtrekkende tot 31 augustus werkloos was en sinds 1 september werkt. Aangezien de bijslagtrekkende zich bij het ontstaan van de eenoudersituatie niet in een socioprofessionele situatie bevindt op basis waarvan de ambtshalve toekenning van de toeslag mogelijk is, wordt de toeslag niet ambtshalve toegekend. Er wordt aan de bijslagtrekkende een brief FISC 2 samen met een model S verzonden.
- De eenoudersituatie ontstaat op 4 oktober van het jaar X. Uit de gegevens in Trivia blijkt dat de bijslagtrekkende tot 31 juli van het jaar X werkte en sinds 1 augustus van het jaar X werkloos is. Aangezien de bijslagtrekkende in oktober van het jaar X nog geen zes maanden werkloos was en dit voor het betrokken kalenderjaar evenmin kan worden vermoed, kan de toeslag niet ambtshalve provisioneel worden toegekend. Als men ervan uit gaat dat de bijslagtrekkende werkloos blijft tot het einde van het jaar X, bekomt men slechts 5 maanden waarin de bijslagtrekkende uitsluitend een vervangingsinkomen ontvangt. Er wordt een brief FISC 2 samen met een model S verzonden. De bijslagtrekkende stuurt het formulier niet terug. In januari van het jaar X+1 wordt vastgesteld dat de bijslagtrekkende nog steeds werkloos is. Op basis van die vaststelling kan de toeslag provisioneel betaald worden vanaf 1 februari van het jaar X+1 (toepassing artikel 48 AKBW). Die beslissing wordt aan de bijslagtrekkende gemotiveerd met een brief FISC 1.
3. Herziening van de beslissingen inzake de provisionele betalingen
Na een ambtshalve beslissing over de provisionele betaling moet enkel een nieuwe ambtshalve beslissing over de provisionele betaling van de toeslag genomen worden in de volgende limitatieve situaties:
- op verzoek van de betrokkenen;
-
bij een wijziging van de gezins- of beroepssituatie. De situaties waarbij de beslissing herzien moet worden, zijn dezelfde situaties als die waarbij een P19 werd verstuurd in de procedure op basis van de verklaringen op erewoord, die geldt tot 31 december 2014. Daarbij wordt telkens de bijgestuurde procedure toegepast.
Zoals bepaald in de CO 1400 van 11 december 2014 wordt van het gezin verwacht dat het spontaan de wijzigingen in de inkomenssituatie meedeelt.
4. Gezinnen buiten België
Als bijlage bij de CO 1400 werden u de formulieren Mod. 19fisc en P19fisc bezorgd voor de aanvraag en de controle van een toeslag wanneer het gezin in het buitenland verblijft.
Het betrof formulieren waarin de overgang naar de nieuwe werkwijze werd aangekondigd, waarbij vanaf 2015 de belastbare in plaats van de bruto-inkomsten in aanmerking worden genomen.
Vanaf 2016 wordt voor situaties met het buitenland verder met het formulier P19fisc gewerkt. Het aanvraagformulier en het periodieke controleformulier zijn nu echter in één document gebundeld.
In de dossiers waarin in 2015 de toeslag provisioneel betaald werd, wordt met het formulier gecontroleerd of de toeslag terecht is betaald. Indien dit zo is, vormt de inkomensverklaring op het formulier tevens de basis om de toeslag voor 2016 verder provisioneel te betalen.
In de bestaande dossiers waarin in 2015 geen toeslag werd betaald, kan het gezin met het formulier P19fisc de toeslag aanvragen als de inkomenssituatie in het afgelopen jaar is gewijzigd.
Ook wanneer het mogelijk nieuw recht op toeslag ontstaat, wordt het onderzoek naar de inkomenssituatie van het gezin aan de hand van het formulier P19fisc ingesteld.
Deze formulieren met de bijbehorende toelichting werden u toegezonden met de dienstbrief 999/177 van 17 november 2015.
5. Aandachtspunten
Op basis van de vragen van de kinderbijslagfondsen worden de volgende aandachtspunten meegedeeld.
1. Het principe van de inwisselbaarheid van de inkomensgegevens voor de vaststelling van de verschillende toeslagen (artikelen 41 <-> 42bis <-> 50ter) blijft behouden indien er geen vermoeden is van inkomensverhoging.
Opgelet! Bij pensionering van de rechthebbende in het gezin dient een nieuw onderzoek met een model S te worden ingesteld.
2. Bij het onderzoek n.a.v. van ziekte of werkloosheid van de rechthebbende tijdens de gelijkstelling (gezinstypes 1 en 2 - rechthebbende in het gezin van de kinderen) dienen alle inkomensgegevens over de voorbije maanden van het betrokken kalenderjaar in het onderzoek betrokken te worden.
3. Wanneer de langdurige werkloosheid of langdurige ziekte van de rechthebbende gedurende minder dan 28 dagen wordt onderbroken, dan dient geen nieuw ambtshalve onderzoek naar het gezinsinkomen te worden ingesteld.
4. Trimestrialisering
o Wanneer het recht op toeslag eindigt zonder dat er een vermoeden is dat het inkomen het grensbedrag zal overschrijden, bijvoorbeeld wanneer de eenouder gaat samenwonen, einde van de gelijkstelling, … kan de trimestrialisering worden toegepast.
o De provisionele betaling van de toeslag wordt echter onmiddellijk geschorst (geen trimestrialisering) wanneer het gezin meedeelt dat het inkomen het grensbedrag zal overschrijden, alsook bij het begin van de gelijkstelling wanneer de rechthebbende deel uitmaakt van het gezin van de kinderen (gezinstypes 1 en 2).
o Indien de mededeling dat het inkomen het grensbedrag zal overschrijden, samenvalt met een wijziging in de gezinssituatie, dan wordt de provisionele betaling van de toeslag eveneens onmiddellijk stopgezet. Bijvoorbeeld: de bijslagtrekkende alleenstaande ouder gaat samenwonen en laat weten dat hij opnieuw is beginnen te werken waardoor het inkomen hoger zal liggen dan het grensbedrag.
5. Aandachtspunten bij het inkomensonderzoek
Precisering van bestaande standpunten
o Verbrekingsvergoedingen:
m.b.t. periodes in het jaar van uitbetaling: zijn bij de fiscale aangifte inbegrepen in het loon voor dat jaar en worden dus in aanmerking genomen;
m.b.t. periodes na het jaar van uitbetaling: worden niet in aanmerking genomen.
o Achterstallen:
m.b.t. periodes in het jaar van uitbetaling: zijn bij de fiscale aangifte inbegrepen in het loon voor dat jaar en worden dus in aanmerking genomen;
m.b.t. periodes vóór het jaar van uitbetaling: worden niet in aanmerking genomen.
Nieuwe standpunten
o Beroepsverliezen van zelfstandigen mogen worden afgetrokken van de inkomsten uit andere beroepswerkzaamheden.
o Een extralegale invaliditeitsrente in het kader van een groepsverzekering dient enkel in aanmerking te worden genomen wanneer ze bedoeld is om inkomensverlies te compenseren.
6. Validatie van provisioneel betaalde toeslag door de dienst gewaarborgde gezinsbijslag
Hoewel sinds 1 juli 2004 de betalingen tussen de kinderbijslaginstellingen (inbegrepen de gewaarborgde gezinsbijslag) budgettair niet meer moeten worden geregulariseerd, geldt tussen de kinderbijslagfondsen enerzijds en de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag anderzijds nog steeds de oude procedure, namelijk "het onderzoek door de bevoegde kinderbijslaginstelling" (cf. dienstbrief 997/73bis van 26 oktober 2011).
De provisionele betalingen uitgevoerd door de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag op basis van de AKBW dienen definitief vastgesteld te worden door het bevoegde kinderbijslagfonds.
Bijgevolg dient ook de definitieve vaststelling van de toeslag die provisioneel door de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag werd betaald, door het bevoegde kinderbijslagfonds te worden uitgevoerd. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat de provisionele betalingen aan het verkeerde bedrag werden uitbetaald (te veel of te weinig), dient dit aan de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag te worden meegedeeld.
6. Volgende evaluatie
De volgende evaluatie van de procedure zal plaatsvinden in samenhang met de eerste verwerking van de fiscale gegevens.
7. Bijlagen
Bijlage 1: het aangepaste aanvraagformulier model S.
Bijlage 2: stroomschema met een overzicht van de bijgestuurde procedure voor de provisionele betaling van de toeslagen.
Bijlage 3 : het aangepaste aanvraagformulier model S in duits
8. Inwerkingtreding
De bijgestuurde procedure geldt vanaf 1 februari 2016, zelfs al heeft het onderzoek betrekking op periodes in 2015.