Heel wat landen in Europa werden de laatste maanden geconfronteerd met een toenemende stroom aan vluchtelingen en asielzoekers. De situatie van de asielzoekers in ons land is precair. Een aantal gezinnen stelden zich om die reden vrijwillig kandidaat om tijdens de asielprocedure asielzoekers op te vangen bij hen thuis.
Wanneer een gezin een asielzoeker opvangt, kan dit echter verregaande gevolgen hebben voor het bedrag van de kinderbijslag. Door de inschrijving van de asielzoeker op het adres van het gezin zal er immers een vermoeden ontstaan van feitelijke gezinsvorming. Dit vermoeden kan een nadelig effect betekenen voor heel wat gezinnen die momenteel een toeslag op de kinderbijslag ontvangen. De bewijslast om het tegendeel te bewijzen ligt bij de sociaal verzekerde. In de praktijk worden daar momenteel slechts een beperkt aantal bewijsmiddelen voor in aanmerking genomen, cfr. dienstbrief 996/109. De opvang van een asielzoeker komt op vandaag in deze opsomming niet voor.
In de dienstbrief 996/109 van 17 april 2014 staat een lijst van middelen waarmee het vermoeden dat een feitelijk gezin wordt gevormd, kan worden weerlegd. Het gaat om een onvolledige lijst waaraan dus alle situaties toegevoegd zouden kunnen worden waarmee een sociaal verzekerde het vermoeden kan weerleggen en waarmee hij kan aantonen dat hij, ondanks dat wordt samengewoond, geen feitelijk gezin vormt met de bij hem gedomicilieerde derde(n).
Een kinderbijslagfonds stelde FAMIFED de vraag of er in bovenstaande omstandigheden sprake is van een feitelijk gezin.
Feitelijk gezin of niet?
Een asielzoeker heeft vanaf het moment waarop zijn asielaanvraag is ingediend tot het moment waarop die aanvraag definitief is afgesloten, recht op opvang door Fedasil of een van zijn partners. Die opvang bestaat uit materiële hulp die naast onderdak, voedsel en kleding ook maatschappelijke en gerechtelijke begeleiding, toegang tot gezondheidszorg en psychologische bijstand omvat. De asielzoeker ontvangt ook een kleine dagvergoeding.
Een asielzoeker die tijdens de procedure niet verblijft in een opvangstructuur van Fedasil of één van zijn partners maar bijvoorbeeld bij een privépersoon gaat wonen, heeft geen recht op de materiële ondersteuning en ontvangt ook geen dagvergoeding. De asielzoeker heeft dus geen bestaansmiddelen en kan dus moeilijk financieel bijdragen aan de behoeften van zijn opvanggezin. Om die reden lijkt het ons dan ook onmogelijk een feitelijk gezin te vormen met het gezin waarin hij wordt opgevangen (zie definitie feitelijk gezin in de wet van 12 augustus 2010).
Weerleggen vermoeden feitelijke gezinsvorming
Om het vermoeden van feitelijke gezinsvorming door de inschrijving van de niet-verwant in het gezin te weerleggen, vragen wij om 2 documenten op te vragen:
- Een attest van de FOD Binnenlandse Zaken: het attest van Vreemdelingenzaken dat een asielaanvraag werd ingediend (bijlage 25 of 26) en waarmee wordt aangetoond dat de persoon in kwestie kandidaat-vluchteling is.
- Een attest van immatriculatie: een asielzoeker ontvangt een dergelijk attest als hij het binnen acht werkdagen nadat hij zijn asielaanvraag heeft ingediend bij de gemeente van zijn hoofdverblijfplaats aanvraagt. Het gaat om een verblijfsvergunning die drie maanden geldig is vanaf de dag waarop die wordt afgeleverd en die daarna elke maand vernieuwd kan worden zolang het onderzoek van de asielaanvraag loopt.
Einde van de asielaanvraagprocedure en eventuele beroepen
Op een bepaald moment wordt de asielprocedure afgesloten, eventueel voorafgaand door een beperkt aantal verlengingen van de procedure, en wordt er een positieve of negatieve beslissing genomen.
Ofwel wordt de asielzoeker erkend door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en wordt het attest van immatriculatie vervangen door het attest van vluchteling waarmee een verblijfsvergunning bij de gemeente kan worden verkregen, het bewijs van inschrijving in het Vreemdelingenregister, ofwel wordt de aanvraag geweigerd en ontvangt hij een bevel om binnen bepaalde termijn het grondgebied te verlaten. Eens de asielprocedure is afgelopen en de persoon in kwestie erkend is als vluchteling, zal een verdere samenwoonst wel leiden tot het vermoeden van feitelijke gezinsvorming.
Als de aanvraag geweigerd wordt, kan de asielzoeker een schorsend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen instellen. Als een asielzoeker een dergelijk beroep instelt, worden zijn attest van immatriculatie en bijlage 25 of 26 ingetrokken. Die worden door een bijlage 35 vervangen, die tijdens de procedure geldig is. Tijdens deze procedure behoudt de asielzoeker zijn recht op opvang en materiële ondersteuning, volgens de regels zoals hierboven beschreven. Bij de opvang in een privégezin kan hij andermaal geen beroep doen op de ondersteuning en kan er dus geen sprake zijn van feitelijke gezinsvorming.
De asielzoeker heeft vervolgens de mogelijkheid om tegen de beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een administratief cassatieberoep in te stellen bij de Raad van State. Het beroep is niet schorsend maar de asielzoeker behoudt ook tijdens deze procedure volgens de bovengeschreven regels wel zijn recht op opvang en op materiële hulp als de Raad van State het beroep ontvankelijk acht. Als de aanvraag van een asielzoeker (al dan niet na beroep) geweigerd is, ontvangt hij een bevel om binnen een bepaalde termijn het grondgebied te verlaten (eventueel verlengd indien een beroep is ingesteld). Tot die termijn verstreken is, behoudt de asielzoeker zijn recht op opvang en op materiële hulp.
Geldigheidsduur bewijsmiddelen
Wanneer de geldigheidsdatum van het bewijs van immatriculatie is bereikt (standaardgeldigheidsduur is 3 maanden) en er nog geen nieuwe beslissing in het dossier aanwezig is, moet er in het kinderbijslagdossier automatisch een nieuw onderzoek opgestart worden. Op die manier kan nagegaan worden of de geldigheidsduur van het attest werd verlengd en er dus nog steeds sprake is van de opvang van een asielzoeker, of dat er intussen een beslissing werd genomen inzake de asielaanvraag.