Sinds 15 december 2005 zijn werklozen niet meer onderworpen aan de stempelcontrole georganiseerd door de gemeenten.
Wegens de afschaffing van deze formaliteit houdt de verplichting, voorzien door het koninklijk besluit van 25 februari 1994, voor niet vergoede (volledige en tijdelijke) werklozen om zich te onderwerpen aan de controle georganiseerd door de diverse werkloosheidsreglementeringen om de hoedanigheid van rechthebbende te hebben, op te bestaan.
De verplichting voor de niet vergoede werklozen om werkzoekende en beschikbaar op de arbeidsmarkt te zijn wordt meer bepaald niet langer gecontroleerd door de RVA, eveneens ten gevolge van de afschaffing van de gemeentelijke stempelcontrole.
In afwachting van een herziening van de huidige bepalingen van het koninklijk besluit van 25 februari 1994, zijn de gevolgen van deze veranderingen voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag van niet vergoede werklozen als volgt.
Op juridisch vlak
Op basis van de situatie in de maand november 2005, de referentiemaand waarin nog materieel kon worden gecontroleerd of de niet vergoede werklozen voldeden aan de geldende reglementaire voorwaarden, kunnen ze een recht op kinderbijslag openen tot op 31 maart 2006.
Buiten deze situatie moet men stellen dat men het recht op kinderbijslag niet kan ontnemen van niet vergoede werklozen omdat ze de formaliteit van de in werkelijkheid opgeheven stempelcontrole niet hebben nageleefd. Wat betreft de voorwaarden op het vlak van inschrijving als werkzoekende en de beschikbaarheid op de arbeidsmarkt, het bewijs dat die voorwaarden zijn vervuld kan niet meer verkregen worden bij de RVA. Bijgevolg moet men ervan uitgaan dat ze vervuld zijn door de niet vergoede werkloze.
De niet vergoede werklozen worden na 15 december 2005 dan ook beschouwd als rechthebbenden, voor zover er geen ander momenteel voorzien reglementair beletsel is.
Concreet betekent dit dat de hoedanigheid van rechthebbende zou erkend worden voor alle niet vergoede werklozen, behalve in de volgende gevallen:
- de werkloze opent het recht in een andere hoedanigheid (werknemer, overheidssector, zelfstandige);
- het betreft een ex-student, tijdens de wachttijd;
- de uitsluiting van het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen berust op de toepassing van een of meer van de volgende artikelen van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering: de artikelen 52, §§ 2 en 3, 52bis, § 2, tweede lid, 66, 67, 68, 69, 153, derde lid, 154, tweede lid, 155, tweede lid en 156;
- de inschrijving van de zeeman of de shoreganger in de Pool der zeelieden ter koopvaardij is ingetrokken.
Voor volledig werklozen, niet vergoed met toepassing van de artikelen 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 43 en 55, 2°, 4° en 5°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering of de artikelen 32 tot 36 van het koninklijk besluit van 9 april 1965 betreffende de Pool van de zeelieden ter koopvaardij, die het recht op kinderbijslag maar subsidiair openen is het verder van belang dat geen enkel ander gezinslid een recht kan openen.
Op praktisch vlak
Vanaf de maand januari 2006 komen de "prestaties" van de niet vergoede werklozen normaal niet meer voor in de flux A011 (D042 in de terminologie van het Kadaster) afkomstig van de instellingen die werkloosheidsuitkeringen uitbetalen en van de RVA, omdat ze sinds 15 december 2005 niet meer gecontroleerd zijn door de stempelcontrole.
Men stelde echter vast dat de flux A011 betreffende de maand januari 2006 nog de berichten bevatte voor de niet vergoede volledig werklozen (code 00). Gegevens doorgestuurd via de flux moeten altijd worden beschouwd als gekwalificeerde gegevens, met als gevolg dat in dit geval geen enkele wijziging werd aangebracht aan de processen.
Er moeten echter nieuwe bepalingen getroffen worden voor de niet vergoede werklozen die niet meer opgenomen zijn in de flux A011:
1. Het nieuw recht
In het geval van het ontstaan van een recht in de regeling van de werknemers zal de niet vergoede werkloze rechthebbende een kopie van het proces-verbaal van uitsluiting moeten bezorgen om zijn kinderbijslaginstelling de gelegenheid te bieden het recht vast te stellen.
Vervolgens zal het fonds het hieronder beschreven schema in verband met het voortgezet recht moeten volgen.
2. Het voortgezet recht
Als er geen prestaties zijn die de voortzetting van het recht op kinderbijslag wettigen, dan worden de fondsen verzocht de betrokkene te ondervragen om zijn situatie tijdens de referentiemaand te kennen, met februari 2006 als eerste.
In het geval dat de betrokkene nog altijd niet vergoede werkloze is, dienen de fondsen een kopie van het proces-verbaal van uitsluiting te vragen om de datum van uitsluiting en de duur ervan met zekerheid te kennen. Als de betrokkene het gevraagde document niet kan leveren, dan kan een verklaring op eer die de begindatum van de uitsluiting en de duur ervan (aantal weken of onbepaalde duur) vermeldt in aanmerking genomen worden.
Zelfs zonder kopie van het proces-verbaal van uitsluiting kunnen de fondsen het recht op kinderbijslag onderzoeken, aangezien dit recht is vastgesteld op basis van dezelfde uitsluiting. Als de periode van uitsluiting betrekking heeft op latere referentiemaanden (mei, september,...), dan is het bovendien niet nodig om de sociaal verzekerde op die tijdstippen opnieuw te ondervragen.
De gegevens afkomstig van de betrokkene zijn enkel geldig voor de toekomst en vanaf de eerste referentiemaand volgend op de datum van de afschaffing van de gemeentelijke stempelcontrole. Voor de periode daarvoor werden de gekwalificeerde gegevens geleverd door de flux A011.
Deze bepalingen zijn overgangsbepalingen, want de Rijksdienst wil een nieuwe flux opzetten met de RVA, die alle gegevens zal bezorgen aan de kinderbijslagfondsen die ze nodig hebben voor niet vergoede werklozen.