Luidens artikel 56octies, vierde lid van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, kan de werknemer die van een uitkering wegens loopbaanonderbreking geniet geen rechthebbende zijn in de kinderbijslagregeling voor werknemers als hij recht heeft op kinderbijslag in de regeling voor zelfstandigen.
Om recht te openen in de kinderbijslagregeling voor zelfstandigen, moet de werknemer in hoofdzaak in deze regeling onderworpen zijn, volledige sociale bijdragen betalen en geen bijdragen meer verschuldigd zijn in de pensioenregeling voor werknemers.
Ingevolge artikel 34 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, worden de perioden tijdens welke de beroepsloopbaan overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen onderbroken werd, gelijkgesteld met perioden van tewerkstelling als werknemer. De gelijkstelling is beperkt tot 12 maanden, maar kan worden verlengd tot een maximum van 24, 36 of 60 maanden volgens de voorwaarden bepaald in voormeld koninklijk besluit.
Gedurende die periode is de werknemer die een uitkering wegens loopbaanonderbreking geniet en een zelfstandige activiteit uitoefent, bijkomend onderworpen aan het sociaal statuut voor de zelfstandigen (zie nota's aan de sociale verzekeringsfondsen van het Ministerie van Middenstand ref. P 722.1/86, 22 van 28 oktober 1986 en P 722.1/87/16 van 11 augustus 1987).
Uit dien hoofde is hij in principe verminderde bijdragen verschuldigd en opent hij dus geen recht op kinderbijslag in de regeling voor zelfstandigen. Het recht op kinderbijslag moet dus behouden worden in de regeling voor werknemers, overeenkomstig de bepalingen van voormeld artikel 56octies.
Het is evenwel anders indien de zelfstandige ophoudt te worden beschouwd als bijkomend zelfstandige omdat hij geen bijdragen betaalt aan de Rijksdienst voor werknemerspensioenen of omdat bij een inkomen als zelfstandige geniet dat te hoog is om bijkomend onderworpen te zijn. In dit geval is hij in hoofdzaak onderworpen in de regeling voor zelfstandigen en heeft hij recht op kinderbijslag in die regeling.
Er dient opgemerkt dat de referte-inkomsten in principe slechts drie jaar na het begin van de activiteit gekend zijn, zodat het recht op kinderbijslag in bepaalde gevallen met terugwerkende kracht zou kunnen vastgesteld worden en de werknemer ten onrechte kinderbijslag zou gekregen hebben in de regeling voor werknemers.
In dergelijke gevallen zal er moeten overgegaan worden tot een regularisatie ten voordele van de kinderbijslaginstelling, die de kinderbijslag heeft uitgekeerd,
De sociale verzekeringsfondsen worden verzocht bij nota
P 8/88/17 dd. 7 september 1988 de kinderbijslaginstellingen op de hoogte te brengen van de gevallen van werknemers die hun loopbaan onderbreken en die, na regularisatie, worden verplicht volledige bijdragen te betalen als hoofdzakelijke zelfstandige.
De sociale verzekeringsfondsen moeten het globaal bedrag van de kinderbijslag dat retroactief verschuldigd is in de regeling van de zelfstandigen, ter beschikking stellen van de kinderbijslaginstellingen vanaf het ogenblik dat het recht is vastgesteld. Ze moeten het saldo van de onverschuldigde bijslag terugvorderen door inhouding op later verschuldigde kinderbijslag.
Onverminderd de terugvordering door inhouding vanwege de sociale verzekeringsfondsen op de later verschuldigde bijslagen, worden de kinderbijslaginstellingen verzocht van de gezinnen rechtstreeks de terugbetalingen te verkrijgen ten einde het saldo van het onverschuldigd betaalde zo vlug mogelijk aan te zuiveren.
Opdat deze regularisatie in de beste omstandigheden zou gebeuren, worden de kinderbijslaginstellingen er, in de mate van het mogelijke, om verzocht vanaf het begin van hun tussenkomst:
1) het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen te verwittigen van de tussenkomst, met het oog op een eventuele, latere regularisatie;
2) de betrokken gezinnen op de hoogte te stellen dat de tussenkomst tussen de instellingen zal geregulariseerd worden, ingeval zij toegelaten worden tot het genot van de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen en dat zij het saldo van de ten onrechte uitgekeerde bijslagen zullen moeten terugbetalen, onverminderd de inhoudingen op de latere verschuldigde bijslagen.