Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november heeft, met ingang van 1 januari 2011, de bepalingen van VO 883/2004 en VO 987/2009 van toepassing gemaakt op onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen.
Met deze verordening wordt elke discriminatie tussen onderdanen van de EU-lidstaten en onderdanen van derde landen die sociaal verzekerd zijn overeenkomstig de regeling van een lidstaat en zich binnen de Unie verplaatsen, weggewerkt.
Hierna wordt nagegaan welke de invloed is van VO 1231/2010 op de VO 883/2004 en 987/2009.
I. Personele werkingssfeer
De VO 883/2004 was tot nu toe inzake nationaliteit van toepassing op:
- onderdanen van één van de lidstaten van de Europese Unie,
- op het grondgebied van één der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen,
- de gezinsleden en de nagelaten betrekkingen (wezen) van 1 en 2.
- de nabestaanden van personen - ongeacht hun nationaliteit - die onderdanen zijn van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen en in één van de lidstaten wonen.
De VO 1231/2010 voegt daar, met ingang van 1 januari 2011, de onderdanen van landen die geen lidstaat zijn van de EU aan . De bepalingen van de VO 883/2004 zijn op deze onderdanen van een derde land slechts van toepassing voor zover zij op een legale manier op het grondgebied van een lidstaat van de EU verblijven.
De uitbreiding is, op hun vraag, niet van toepassing op en op het Verenigd . Voor onderdanen van landen die geen lidstaat zijn van de EU geldt in relatie met het Verenigd Koninkrijk nog VO 1408/71. Dit is niet het geval in relatie met Denemarken, waarop
VO 859/2003, die voorliggende materie regelde met betrekking tot VO 1408/71, evenmin van toepassing .
II. Territoriale toepassingssfeer
De uitbreiding van de personele werkingssfeer van VO 883/2004 geldt enkel op het grondgebied van de lidstaten van de EU. De inwerkingtreding van VO 1231/2010 heeft immers geen invloed op het feit dat VO 883/2004 niet van toepassing is op het grondgebied van de lidstaten van de EER die geen lid zijn van de EU, met name, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein, noch op Zwitserland. Op deze situaties blijft VO 1408/71 van toepassing.
III. Materiële werkingssfeer
VO 1231/2010 bepaalt uitdrukkelijk dat de verordeningen (883/2004 en 987/2009) op onderdanen van derde landen niet van toepassing zijn in situaties die in alle opzichten enkel verband houden met de interne wettelijke regeling van één enkele lidstaat. De Europese coördinatieverordeningen inzake socialezekerheidsstelsels veronderstellen immers dat minstens één element van de te coördineren situatie zich in een andere lidstaat van de Unie bevindt.
Enkele voorbeelden ter verduidelijking:
De verordeningen (883/2004 en 987/2009) zijn wel van toepassing:
- bij de vaststelling van het recht op kinderbijslag voor de in Frankrijk opgevoede kinderen van de
onderdaan van Japan die in België tewerkgesteld is;
- voor het bepalen van de voorrang en de regeling van de samenloop, wanneer de Turkse moeder
die met haar kinderen in België verblijft de gewaarborgde gezinsbijslag aanvraagt en
de Turkse vader in Nederland een AOW-uitkering ontvangt (art. 64 KBW is niet van toepassing,
wel art. 68 VO 883/2004);
De verordeningen zijn niet van toepassing:
- wanneer de kinderen van de in België werkende Peruviaanse onderdaan in België worden
opgevoed en er verder geen rechten op kinderbijslag kunnen vastgesteld worden;
- wanneer de kinderen van de in België werkende Turkse onderdaan in Turkije worden opgevoed.
In dit geval is het bilateraal verdrag gesloten tussen België en Turkije van toepassing.
IV. Ingangsdatum en uitwerking in de tijd
1. De VO 883/2004 en 987/2009 zijn op onderdanen van derde landen van toepassing met ingang van 1 januari 2011, ook op grond van feiten of gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan vóór die datum.
2. Tijdvakken van verzekering of arbeid in een andere lidstaat, die zich hebben voorgedaan vóór deze datum kunnen in aanmerking worden genomen.
Als bijlage vindt u een kopie van VO 1231/2010.