§ 1. Wanneer een rechthebbende, bedoeld in artikel 51, § 1 of § 2, de voorwaarden vervult om het recht op kinderbijslag te openen tegen de bedragen van artikel 40 in de loop van een trimester, opent hij dit recht voor het resterende deel van dit trimester, evenals voor het trimester dat volgt.
§2. De rechthebbenden, bedoeld in artikel 51, § 1 of § 2, blijven het recht op kinderbijslag openen tegen de bedragen van artikel 40 voor een trimester, op voorwaarde dat ze de hoedanigheid van rechthebbende hebben gedurende de tweede maand van het trimester dat voorafgaat aan dat in de loop waarvan de kinderbijslag gevraagd wordt.
§3. Onverminderd de bepalingen van artikel 48, opent de rechthebbende bedoeld in artikel 51, § 2, die in de loop van een trimester voldoet aan de voorwaarden om recht te openen op de bijslagen, bedoeld in de artikelen 41, 42bis en 50ter, dit recht voor het resterende deel van dit trimester alsook voor het trimester dat volgt.
§4. De rechthebbende, bedoeld in artikel 51, § 2, blijft het recht op de bijslagen bedoeld in de artikelen 41, 42bis en 50ter, openen voor een trimester, op voorwaarde dat hij aan het geheel van de wettelijke en reglementaire voorwaarden voor de toekenning van deze bijslagen voldoet gedurende de tweede maand van het trimester dat voorafgaat aan dat waarvoor de kinderbijslag wordt gevraagd.
§5. Onverminderd de bepalingen van artikel 48 openen de rechthebbenden, bedoeld in artikel 51, § 2, het recht op de bedragen bepaald in artikel 50bis voor een maand, voorzover zij in de loop van de betrokken maand de voorwaarden vervullen die vereist zijn door deze wet.
Onverminderd artikel 48, genieten de kinderen, bedoeld in de artikelen 44, 44bis en 47, de bijslagen bij de kinderbijslag, die bepaald zijn voor een maand, voor zover ze de vereiste voorwaarden vervullen in de loop van de betrokken maand.