Indien binnen de termijn van artikel 34, geen gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 17, worden de toegelaten kinderbijslagfondsen van rechtswege bij FAMIFED aangesloten.
FAMIFED heeft tot taak de inkomsten van het stelsel onder deze verschillende kinderbijslagfondsen en zichzelf te verdelen, overeenkomstig de regels bepaald bij artikel 108.
Hij is er bovendien mede belast onder dezelfde voorwaarden als de vrije kinderbijslagfondsen en onverminderd artikel 7 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, gezinsbijslag uit te keren:
1° aan de werknemers en de zelfstandigen die krachtens deze wet gerechtigd zijn op deze uitkeringen en die daarop geen aanspraak kunnen maken ten laste van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de openbare instellingen, bedoeld in artikel 18, B.I.A.C. voor zover het de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties betreft of een kinderbijslaginstelling;
2° aan de gewezen personeelsleden van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, BELGACOM, DE POST, BELGOCONTROL, BIAC, voor zover het gaat om de personeelsleden bedoeld bij artikel 1,15° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties, de Regie voor Maritiem Transport en de instellingen die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bepaald in het vierde lid, die gerechtigd zijn op kinderbijslag krachtens de artikelen 56 en 57;
3° aan de wezen die gerechtigd zijn op kinderbijslag krachtens artikel 56bis, zo deze verschuldigd is door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, BELGACOM, DE POST, BELGOCONTROL, BIAC, de Regie voor Maritiem Transport en de instellingen die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bepaald in het vierde lid, krachtens de uitvoeringsbepalingen van artikel 71, § 1bis;
4° aan de personen die gerechtigd zijn op kinderbijslag krachtens artikel 56quater, zo deze verschuldigd is door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, BELGACOM, DE POST, BELGOCONTROL, BIAC, de Regie voor Maritiem Transport en de instellingen die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bepaald in het vierde lid, krachtens de uitvoeringsbepalingen van artikel 71, § 1bis;
5° aan de personen, bedoeld in de artikelen 56quinquies tot 56septies;
6° aan de gesubsidieerde contractuelen, bedoeld in titel III, hoofdstuk II van de programmawet van 30 december 1988 die geen aanspraak kunnen maken op deze gezinsbijslag ten laste van het bijzonder kinderbijslagfonds bedoeld in artikel 32; (1)
7° aan de tijdelijke leerkrachten van het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs, met inbegrip van het bestuurspersoneel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, sociaal, psychologisch, administratief personeel en het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra bezoldigd in de hoedanigheid van tijdelijke, evenals aan het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinstellingen, voor zover dit personeel direct wordt bezoldigd in de hoedanigheid van tijdelijke of vervanger door de bevoegde Gemeenschappen;
8° aan de vastbenoemde leerkrachten van het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs, met inbegrip van het bestuurspersoneel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, sociaal, psychologisch, administratief personeel en het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra bezoldigd in de hoedanigheid van vastbenoemde, evenals aan het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinstellingen, voor zover dit personeel direct wordt bezoldigd in de hoedanigheid van vastbenoemde door de bevoegde Gemeenschappen. (2)
9° aan hen die aanspraak maken op kinderbijslag ten laste van en via de in artikel 3, 1° en 2°, bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen, wanneer die publiekrechtelijke rechtspersonen zich op 1 oktober 2008 niet hebben geconformeerd aan het bepaalde in artikel 33 van de programmawet van 20 juli 2006. Een protocol stelt de nadere regels vast voor de overheveling van de dossiers en de gegevens op grond waarvan FAMIFED de betalingen kan overnemen. Zolang FAMIFED niet in staat is de betalingen over te nemen, worden deze tijdelijk verder gezet door de voornoemde publiekrechtelijke rechtspersonen. Deze bepaling is eveneens analoog van toepassing op de publiekrechtelijke rechtspersonen die na 1 oktober 2008 voor het eerst onderworpen zijn aan de verplichting bedoeld in voormeld artikel 33, omdat zij een of meer personen tewerkstellen die de hoedanigheid van rechthebbende hebben verworven na deze datum. Vanaf 1 januari 2015 beoogt deze bepaling het geheel van het personeel van de voornoemde publiekrechtelijke rechtspersonen die de bijdrage voorzien in artikel 38, § 3, 11°, van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, verschuldigd zijn.
In de situaties die niet bedoeld zijn in het vorige lid en onverminderd artikel 32quinquies, wordt de betaling van de gezinsbijslagen aan de personeelsleden van de Staat en de instellingen die daarvan afhangen, ten laatste op 1 januari 2015, overgenomen door FAMIFED. De modaliteiten van de overdracht van de dossiers en de gegevens aan de hand waarvan FAMIFED de betalingen kan overnemen, worden geregeld in een protocol. In afwachting van de overname van de betalingen door FAMIFED, blijven de bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen tijdelijk doorbetalen.
FAMIFED wordt tevens gemachtigd de gezinsbijslagen te betalen aan het personeel van de gemeenschappen, de gewesten en de instellingen die daarvan afhangen, indien deze ten laatste op 31 december 2013 hierom vragen bij ter post aangetekend schrijven. De modaliteiten van de overdracht van de dossiers en de gegevens aan de hand waarvan FAMIFED de betalingen kan overnemen, worden geregel d in een protocol. In afwachting van de overname van de betalingen door FAMIFED, blijven de bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen tijdelijk doorbetalen.
De Koning kan FAMIFED ook toestemming verlenen tot het uitkeren van de gezinsbijslag verschuldigd op grond van de artikelen 56, 56bis, 56quater en 57 uit hoofde van ziekte, overlijden of pensionering van bepaalde categorieën van voormalige personeelsleden van overheidsinstellingen bedoeld in de wetten betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, waarvan de ontbinding hangende is of beëindigd.
FAMIFED neemt te zijnen laste de kosten van de medische onderzoeken, uitgevoerd met toepassing van de bepalingen van de artikelen 47, 56 septies en 63 en de daaraan verbonden administratiekosten, ten behoeve van de bij de artikelen 18bis, 19, 31 en 33 bedoelde kinderbijslaginstellingen.
FAMIFED neemt de kosten van de medische onderzoeken en de daaraan verbonden administratiekosten niet te zijnen laste wanneer deze onderzoeken uitgevoerd werden in het raam van de betalingen van de gezinsbijslag gedaan met toepassing van de leden 3, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9°, 4 en 5. (3)
Wanneer FAMIFED na 31 maart 2008 wordt belast met de bepaling (4) van de gezinsbijslag aan het personeel van de publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, bij toepassing van het derde lid, 9°, en het vierde lid van dit artikel, is hij gemachtigd voor rekening van deze personen in de mate dat zij federaal zijn de gezinsbijslag terug te vorderen die deze ten onrechte hebben betaald voor de overname van de betalingen door FAMIFED. De publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, die niet federaal zijn evenals de publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, die FAMIFED voor 1 april 2008 belast hebben met de betaling van de gezinsbijslag voor hun personeel, kunnen onder dezelfde voorwaarden FAMIFED belasten met dezelfde opdracht.
(1) Er is echter geen regularisatie van rekeningen meer vereist tussen het bijzonder kinderbijslagfonds bedoeld in artikel 32 van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en de Rijksdienst, voor gezinsbijslag uitgekeerd in strijd met de bepalingen van het artikel 101, derde lid, 6°, van dezelfde wetten, zoals het bestond voor deze wijziging (P-W (I) van 27.12.2006, art. 100, BS 28.12.2006).
(2) Art. 43 van de wet van 26.6.1992 (B.S. 30.6.1992), bepaalt dat art. 101, 3de lid, 8°, in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum. Voor de Vlaamse Gemeenschap is deze datum bepaald op 1.9.1993 (K.B. 19.10.1993; B.S. 20.11.1993). Voor de Franse en Duitstalige Gemeenschap is deze datum bepaald op 1 mei 1995 (K.B. van 23.6.1995, art. 1, B.S. 13.10.1995).
(3) De Wet van 29.4.1996, art. 63, 3°, 4°, 5° (B.S. 30.4.1996) heeft de inwer kingtreding als volgt vastgesteld:
- artikel 101, inleidende zin van het derde lid, en artikel 101, vijfde lid vanaf 30.4.1996;
- artikel 101, derde lid, 2°, 3° en 4°, dat uitwerking heeft met ingang van 4.9.1992, behalve waar het de instellingen beoogt die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bepaald in artikel 101, vierde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders in welk geval het uitwerking heeft met ingang van 1.10.1995;
- artikel 101, derde lid, 7°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1990;
- artikel 101, in zoverre het een vierde lid, invoegt, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1995.
(4) Lezen "betaling".