De Staat stort elk jaar aan FAMIFED een toelage gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, het globaal jaarlijks bedrag:
1° van de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie voorzien bij deze wet voor dat jaar te betalen;
2° van de bij deze wet of in toepassing ervan vastgestelde heffingen, bestemd om de bestuurskosten van de kinderbijslagfondsen en FAMIFED te dekken,
en, anderzijds, de opbrengst van de voor hetzelfde jaar te innen bijdragen.
Onverminderd de toepassing van het tweede lid van § 4 van artikel 107 is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing indien en in de mate waarin, op het einde van het jaar, genoemd verschil kan gedekt worden door het in artikel 106 genoemd reservefonds.
De Koning bepaalt de perken binnen welke de bij artikel 32 bedoelde Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten deze toelage geniet.