Tegenover co-ouderschap of de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijke gezag staat de exclusieve uitoefening van het ouderlijke gezag.
Hierbij heeft één van de ouders het hoederecht en de andere ouder bezoekrecht.
Het exclusieve ouderlijke gezag moet uitdrukkelijk worden opgelegd door:
- een vonnis,
- een arrest (in hoger beroep),
- of een overeenkomst, bekrachtigd door een vonnis.
De ouder die de exclusieve uitoefening van het ouderlijke gezag krijgt toegewezen, wordt verondersteld de kinderen werkelijk op te voeden en verwerft zo de hoedanigheid van voorrangsgerechtigde rechthebbende en wettelijke bijslagtrekkende.
Dat vermoeden kan worden weerlegd als de belanghebbende bewijst dat de feitelijke situatie anders is. In dat geval primeert de feitelijke situatie:
- De voorrangsgerechtigde rechthebbende is de persoon bij wie het kind effectief woont;
- De bijslagtrekkende is de moeder of de persoon die effectief het kind opvoedt.
Aandachtspunt:
Het domicilie van het kind (wettelijke hoofdverblijfplaats) doet vermoeden dat het kind op die plaats verblijft. Als daarentegen het bewijs wordt geleverd dat het kind in werkelijkheid op een andere plaats verblijft, gebeurt de aanduiding van de rechthebbende en de bijslagtrekkende op basis van de effectieve verblijfplaats van het kind.