Voorwaarden
Een jongere die aan een eindverhandeling hoger onderwijs werkt en een winstgevende activiteit uitoefent, kan recht hebben op kinderbijslag. Naast de studie- of opleidingsvoorwaarden moet dan deze voorwaarde vervuld zijn:
- De jongere werkt maximaal 240 uren per kwartaal, behalve als het gaat om werk als zelfstandige vrijgesteld van bijdragen.
Controlemiddelen
- DmfA: meegeteld worden prestaties met:
- kenmerk 1: alle gegevens over de tijd besteed aan bezoldigd werk met RSZ-bijdragen;
- of kenmerk 301: alle gegevens over de tijd besteed aan bezoldigd werk met vrijstelling van RSZ-bijdragen.
- Flux D047 (automatisch) of P061 (raadpleging op initiatief van de dossierbeheerder).
- De student werkt als zelfstandige:
- code A op het ARZA-bericht
De student is zelfstandige in hoofdberoep: vraag een verklaring op eer aan de bijslagtrekkende over het aantal gewerkte uren om na te gaan of al dan niet voldaan is aan de 240-urennorm. - code H op het ARZA-bericht
De student werkt als zelfstandige vrijgesteld van sociale bijdragen: de kinderbijslag mag verder betaald worden zonder een verklaring op eer te vragen. - code K op het ARZA-bericht
Faillissementsverzekering voor de zelfstandigen: dit is een sociale uitkering die geen beletsel vormt voor de verdere uitbetaling van de kinderbijslag.
- code A op het ARZA-bericht
Als de voorwaarden niet vervuld zijn
Schorsing voor het kwartaal van het recht op kinderbijslag.
Het recht op kinderbijslag wordt geschorst voor het volledige kwartaal waarin een student meer dan 240 uren werkt, zelfs als de student niet in alle maanden van dat kwartaal werkt. De schorsing beperkt zich alleen tot dat kwartaal als op de DmfA een datum van uitdiensttreding staat.
Staat op de DmfA geen datum van uitdiensttreding, dan gaat men ervan uit dat de beroepsactiviteit voortduurt na het lopende kwartaal. In dat geval loopt de schorsing van de kinderbijslag verder na het kwartaal waarin de activiteit van meer dan 240 uren werd aangevat.
Voorbeelden
Bart studeert aan de universiteit en werkt daarnaast van 5 januari 2010 tot 28 februari 2010 in een restaurant. Hij werkt in die periode meer dan 240 uren. Zijn recht op kinderbijslag wordt geschorst vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 (eerste kwartaal 2010). Vanaf 1 april 2010 heeft Bart terug recht op kinderbijslag.
Ester studeert aan een hogeschool en werkt sinds 10 januari 2010 ook in een broodjeszaak. In het eerste kwartaal werkt ze meer dan 240 uren. De DmfA vermeldt geen datum van uitdiensttreding. Haar recht op kinderbijslag wordt geschorst vanaf 1 januari 2010. In het tweede kwartaal werkt Ester minder dan 240 uren. De DmfA van dat kwartaal vermeldt als datum van uitdiensttreding 31 mei 2010. Ester zal terug recht hebben op kinderbijslag met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2010.
De student wiens tewerkstelling in één kwartaal de 240-urennorm heeft overschreden kan geen aanspraak meer maken op provisionele betalingen. Voor de betaling van de volgende kwartalen worden de DmfA-berichten afgewacht, tenzij voldoende kan aangetoond worden dat de betrokken tewerkstelling in het vorige kwartaal die aanleiding gaf tot overschreiding van de norm heeft opgehouden of dat het arbeidsvolume werd verminderd tot minder dan 240 uren (bv. met verklaring op eer).
Aandachtspunten
Bewijsmiddel bij betwisting:
- een gecorrigeerde DmfA;
- een attest van de werkgever waaruit blijkt dat de jongere minder uren gewerkt heeft of dat betaalde uren/dagen meegeteld zijn waarop hij/zij niet gewerkt heeft.