Schoolvakanties niet-hoger onderwijs

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Recht op kinderbijslag in de vakantie

Er is recht op kinderbijslag:

  • tijdens de kerst- en de paasvakantie: als het kind de lessen regelmatig heeft gevolgd sinds het begin van de kalendermaand vóór die waarin de vakantie begint;
Deze situaties doen geen afbreuk aan de regelmaat van het schoolbezoek:
  • ziekte van de student;
  • ernstige of besmettelijke ziekte in het gezin;
  • uitzonderlijke familiale gebeurtenis;
  • verhindering door toevallige verkeersproblemen;
  • aanwezigheid van de student thuis nodig voor de verzorging van de bijslagtrekkende of het gezinshoofd (maximum 120 halve dagen in een schooljaar);
  • staking van het onderwijzend personeel;
  • door de directie van de onderwijsinstelling als gewettigd beschouwde afwezigheid.
  • tijdens de zomervakantie: als het kind de lessen regelmatig gevolgd heeft na de paasvakantie;
Deze situaties doen geen afbreuk aan de regelmaat van het schoolbezoek:
  • ziekte van de student;
  • ernstige of besmettelijke ziekte in het gezin;
  • uitzonderlijke familiale gebeurtenis;
  • verhindering door toevallige verkeersproblemen;
  • aanwezigheid van de student thuis nodig voor de verzorging van de bijslagtrekkende of het gezinshoofd (maximum 120 halve dagen in een schooljaar);
  • staking van het onderwijzend personeel;
  • door de directie van de onderwijsinstelling als gewettigd beschouwde afwezigheid.
  • tijdens de zomervakantie toegekend door de onderwijsinrichting die het kind verlaten heeft: ten laatste tot 31 augustus, als het kind niet werkelijk de lessen hervat na de vakantie.
De zomervakantie is de periode tussen het einde van het schooljaar in de onderwijsinstelling waar het kind onderwijs volgde vóór de vakantie, en het begin van het schooljaar in de onderwijsinstelling waar het kind onderwijs volgt in het volgende school- of academiejaar. Die periode mag echter niet langer duren dan 120 kalenderdagen.

Bijzonder geval: vakantie vóór of na studies in het buitenland

VAKANTIE VÓÓR STUDIES IN HET BUITENLAND

De jongere heeft recht op kinderbijslag tijdens de vakantieperiode in het buitenland (maximaal 120 dagen) als hij:

  • op een regelmatige manier onderwijs volgde in België of een andere EER-lidstaat tussen 1 december en het begin van de vakantie in het buitenland;
  • en in het buitenland opnieuw onderwijs gaat volgen op de dag dat de lessen terug starten na de vakantieperiode.

VAKANTIE NA STUDIES IN HET BUITENLAND

De jongere heeft recht op kinderbijslag tijdens de vakantieperiode in België (maximaal 120 dagen en ten vroegste vanaf 1 juli tot uiterlijk 30 november) als hij:

  • op een regelmatige manier onderwijs volgde in het buitenland in de periode tussen het einde van de vakantie in het buitenland en het einde van juni;
  • en zich ten laatste op 30 november terug inschrijft in het onderwijs in België of een andere EER-lidstaat.

Voorbeeld

In het buitenland situeert het schooljaar zich tussen 1 mei en 31 januari en de vakantieperiode tussen 1 februari en 30 april.

De jongere:

  • volgt vanaf 1 december tot 31 januari regelmatig de lessen in België of een andere lidstaat van de EER;
  • neemt vanaf 1 februari tot 30 april vakantie in het buitenland (= de vakantie die volgt op het schooljaar in het buitenland);
  • volgt vanaf 1 mei (= vanaf de aanvang van het schooljaar in het buitenland) tot 30 juni regelmatig de lessen in het buitenland;
  • neemt vanaf 1 juli tot 30 augustus vakantie in België (= de vakantieperiode in België, waarin het schooljaar in het buitenland wel verder loopt);
  • vat opnieuw studies aan in België vanaf 1 september (= de datum waarop het schooljaar start in België).

De student heeft recht op kinderbijslag voor de periode die overeenstemt met de vakantie in het buitenland (februari, maart en april) én voor de periode die overeenstemt met de vakantie in België (juli en augustus).

Top