Artikel 62, § 6 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers bepaalt dat de kinderbijslag wordt toegekend tot de leeftijd van 25 jaar ten voordele van het niet meer leerplichtige kind dat ingeschreven is als werkzoekende en studies of een leertijd beëindigd heeft.
Het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 stelt de periode en de toekenningsvoorwaarden van deze kinderbijslag vast.
Dit koninklijk besluit bepaalt inzonderheid dat het kind of studies of een leertijd moet beëindigd hebben zoals bepaald in artikel 124 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid. Het bevat geen enkele bepaling omtrent de nationaliteit van het kind, noch betreffende de plaats waar de studies of de leertijd worden volbracht.
Deze bepalingen verwijzen dus alleen naar het niveau van de studies zoals bepaald in artikel 124, ongeacht het feit of de jonge werkzoekende al dan niet vergoedbaar is.
De toekenning van de kinderbijslag aan de jonge werkzoekende moet derhalve beschouwd worden als een normaal vervolg van het recht op kinderbijslag, waarvan het kind genoten heeft tijdens zijn studies, zijn leertijd, zijn erkende vorming of zijn voorbereiding van een verhandeling bij het einde van hogere studies.
Bijgevolg dient de gezinsbijslag toegekend ten behoeve van de jonge werkzoekende, die krachtens artikel 125 van het voornoemde koninklijk besluit van 20 december 1963 niet vergoedbaar is, omdat hij de Belgische nationaliteit niet bezit en niet kan genieten van een internationale overeenkomst, waardoor artikel 124 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 op hem van toepassing wordt.
Deze jonge werkzoekende, die krachtens de samengeordende wetten bij het einde of op het ogenblik van de onderbreking van zijn studies, zijn leertijd, zijn erkende vorming of zijn voorbereiding van een verhandeling bij het einde van hogere studies rechtgevend was op kinderbijslag, behoudt dus dat recht gedurende een periode van 180 of 90 dagen.
Zo ook behoudt de jonge werkzoekende, die zijn secundaire studies of zijn leertijd in het buitenland heeft gevolgd en die als werkzoekende is ingeschreven, gedurende een periode van 180 of 90 dagen het recht op kinderbijslag, voor zover hij bij het einde of op het ogenblik van de onderbreking van zijn studies, zijn leertijd, zijn erkende vorming of zijn voorbereiding van een verhandeling bij het einde van hogere studies, rechtgevend was op de Belgische kinderbijslag.