Luidens artikel 76 van de E.E.G.-Verordening nr. 1408/71 wordt het recht op kinderbijslag dat verschuldigd is uit hoofde van de artikelen 73 of 74 geschorst ten belope van het bedrag dat wordt toegekend krachtens de wetgeving van het woonland wegens het uitoefenen van een beroepsactiviteit.
Overeenkomstig het besluit nr. 119 van de Administratieve Commissie d.d. 24 februari 1983 moeten voor de toepassing van artikel 76 als "verschuldigd op grond van verrichte beroepswerkzaamheden" tevens worden beschouwd de kinderbijslag die verschuldigd is gedurende een tijdelijke onderbreking van de beroepswerkzaamheden wegens ziekte, moederschap, arbeidsongeval, beroepsziekte of werkloosheid, voor zover voor deze gebeurtenissen loon dan wel verstrekkingen of uitkeringen met uitzondering van pensioenen of renten verschuldigd zijn.
Het is bijgevolg mogelijk dat er een recht op kinderbijslag bestaat krachtens de samengeordende wetten uit hoofde van een situatie die niet onder het begrip "verrichte beroepswerkzaamheden" valt - bv. de niet-vergoede werkloosheid - ; in deze gevallen wordt dus het recht verschuldigd krachtens de artikel 73 en 74 niet geschorst.
Het bestaan van het voorrangsrecht krachtens de artikelen 73 en 74 laat nochtans het krachtens de Belgische regeling bestaande recht onverlet.
Bij toepassing van artikel 60, § 1, G.W. dient derhalve het verschil tussen de buitenlandse bijslag en de Belgische bijslag te worden toegekend.
Deze omzendbrief treedt in werking vanaf 1 april 1990.