Artikel 56bis § 2, derde lid van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders bepaalt dat deze paragraaf niet toepasselijk is indien de wees door zijn overlevende ouder verlaten is.
Ik deel U mede dat het kind als verlaten moet beschouwd worden, onder de dubbele voorwaarde dat de overlevende ouder met dit kind geen betrekkingen meer onderhoudt en niet geldelijk tussenkomt in de onderhoudskosten van het kind.
Betrekkingen uit welvoeglijkheid per brief, en zelfs louter protocolaire bezoeken zijn geen hinderpaal dat een kind als verlaten wordt beschouwd, in de zin van de wet.
Een minieme geldelijke tussenkomst dit wil zeggen een tussenkomst waarvan het bedrag lager blijft dan het verschil tussen de gewone kinderbijslag en de wezenuitkering waarop de wees aanspraak kan maken (verhoogde kinderbijslag), moet niet in aanmerking genomen worden. Het doet er weinig toe of de overlevende ouder deze geldelijke bijdrage vrijwillig of ingevolge een rechterlijke beslissing, verstrekt.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat de adviezen KC 132/3635 - Not. 27 november 1952, KC. 132/5793 - Not. 10 juli 1958 en 4 september 1958, KC. 132/6626 - Not. 30 mei 1972, van de Commissie van advies inzake betwiste zaken, waarvan de inhoud niettemin grotendeels is hernomen, niet meer van toepassing zijn.
Voormelde omzendbrief is van toepassing vanaf 1 januari 1982.
Addendum van 26 mei 2011 bij de MO 393: verlaten wezen - toelichtingen bij het begrip " minieme geldelijke bijdrage"