Artikel 38 uit Kinderbijslagwet werknemers
I. Artikel 38, eerste lid, G.W. (artikel 18 van de wet van 1 augustus 1985)
De nieuwe bepalingen van artikel 38, eerste lid, G.W., maken een onderscheid tussen enerzijds de vrije aansluitingen bij een kinderbijslagfonds of bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en anderzijds de aansluitingen van rechtswege bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Terwijl voor de eerste categorie aansluitingen de minimumtermijn van aansluiting op vier jaar is gebracht, blijft de minimumtermijn van ambtshalve aansluitingen bij de Rijksdienst ongewijzigd gelden tot het einde van het dienstjaar volgend op datgene in de loop waarvan die aansluitingen geschiedden.
Aangezien de nieuwe bepalingen in werking treden op 1 januari 1986 dienen tot 31 december 1985 de bepalingen van artikel 38, eerste lid, G.W., zoals het voorheen was gesteld, te worden toegepast.
Dit betekent dat werkgevers, die bij een kinderbijslagfonds of bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers aangesloten waren vóór 1 januari 1985, nog ontslag konden nemen bij het fonds of bij de Rijksdienst met uitwerking op 31 december 1985.
Voor de werkgevers die op 1 januari 1986 nog lid zijn van een fonds of nog vrij lid zijn van de Rijksdienst of het nadien worden, geldt de nieuwe minimumtermijn van aansluiting van vier jaar, die begint te lopen de eerste dag van het trimester in de loop waarvan de werkgever verzekeringsplichtig werd.
Voorbeeld: de aansluiting van een werkgever bij een fonds is van kracht op 15 oktober 1984; hij heeft geen ontslag genomen met uitwerking op 31 december 1985 en is dus nog lid op 1 januari 1986. Hij moet tenminste vier jaar aangesloten blijven en kan ten vroegste ontslag bekomen met uitwerking op 30 september 1988.
Artikel 40 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
2) Artikel 40, eerste lid, G.W. (artikel 20)
Ingevolge deze wijziging wordt het bedrag van de kinderbijslag vanaf het derde kind gelijk gemaakt.
Artikel 50ter uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
5. Artikel 50ter, eerste lid, G.W. (art. 25)
Het bedrag van de kinderbijslag ten behoeve van kinderen van invalide werknemers wordt gelijk gemaakt vanaf het derde kind.