I. Secundair netwerk
Principes
Met de omzendbrief CO 1246 van 19 april 1991 werd U ingelicht over de beslissing een intermediair secundair netwerk te creëren tussen de fondsen en de Rijksdienst. Dit netwerk zal kunnen gebruikt worden:
- voor een fonetische consultatie van het R.N.P. om nationale nummers en adressen te kennen.
- voor een consultatie van het N.R.R. op basis van diverse gegevens (nationaal nummer, dossiernummer, naam en voornaam), waardoor telefonische oproepen of schriftelijke vragen vermeden worden.
- voor het interactief coderen van vragen betreffende het archief van het N.R.R.
De Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders der Diamantnijverheid werd, bij wijze van piloot-fonds, reeds verbonden met de Rijksdienst via een secundair netwerk sedert eind april 1992.
Aangezien deze test afdoend bleek is het nu aangewezen deze onderneming uit te breiden en deze verbinding tot stand te brengen voor het geheel van de fondsen.
Zoals we reeds uiteenzetten tijdens de vergadering in de lokalen van de Rijksdienst op 15 mei 1991, betreft het hier een verbinding via het D.C.S.-telefoonnetwerk. Aangezien er in de huidige stand van zaken niet kan gewerkt worden van toepassing naar toepassing, zal er met een emulatiekaart gewerkt worden.
Dit betekent dat de fondsen moeten beschikken over:
- een standaard compatibele P.C.
- een aansluiting op het D.C.S.-netwerk (indien de fondsen hierover niet beschikken moeten ze dit bij BELGACOM aanvragen).
- een emulatiekaart BULL DKU 7107.
De fondsen worden verzocht bij het kiezen van de kaart rekening te houden met de moge1ijkheid dat met de kaart gegevens kunnen overgedragen worden; men zal wellicht op middellange termijn op deze manier te werk gaan in plaats van magnetische gegevensdragers te versturen, voor de bijwerkingen van het N.R.R. en het toekomstige N.R.K. Indien een fonds zijn keuze laat vallen op de kaart VTD/5 Micromatic, kan de Rijksdienst, die deze kaart reeds gebruikte voor zijn verbinding met bovengenoemd bijzonder fonds, zo nodig een maximum aan informatie verstrekken teneinde overbodig werk te vermijden.
Verloop van de werkzaamheden
In een eerste stadium worden de fondsen verzocht zo snel mogelijk de volgende elementen mee te delen aan het secretariaat van de Controle, en ten laatste op 30 oktober 1992:
- naam, voornaam en nationaal nummer van de verantwoordelijke van de veiligheid in het raam van de relaties met de K.S.Z.
- namen, voornamen en nationale nummers van de personen die bevoegd zullen zijn te consulteren.
- aantal gewenste schermen (virtuele lijnen).
Verder zal de verbinding tussen de Rijksdienst en de fondsen verwezenlijkt worden naarmate zij met de Rijksdienst (Secretariaat van de Controle) contact opnemen om mee te delen dat ze over de nodige elementen beschikken.
Zodra de eigenlijke verbinding tot stand gebracht is, zal een opleiding verzekerd worden door de Rijksdienst ter plaatse bij de fondsen, met toekenning van de nummers van de bedienden en de geheime toegangscodes.
Zonodig kunnen de fondsen het C.I.V. van de Rijksdienst contacteren voor iedere bijkomende technische inlichting.
II. Gebruik van het nationaal nummer
Wij herhalen nog even het gebruik van het nationaal nummer om de drie grote principes in herinnering te brengen die tot een ver-lichting van het beheer van het N.R.R. moeten leiden en verwarring moeten vermijden:
- bij het vaststellen van een nieuw recht in een instelling wordt gevraagd het reële nationaal nummer van de rechthebbende te gebruiken. Zo de instelling dit niet kent kan men, zodra het secundair netwerk operationeel is, dit direct opzoeken in het R.N.P. Enkel in uitzonderlijke gevallen mag het fonds een opening van een recht zonder nationaal nummer doorgeven, waarbij dan een fictief nummer gegeven wordt.
- bij het onderzoek van een recht dat vroeger bij een andere instelling bestond, wordt men verzocht zich ervan te vergewissen of het op het brevet vermelde nationaal nummer wel degelijk het nationaal nummer is van de rechthebbende in kwestie (een snelle controle van de geboortedatum en de eerste zes posities van het nationaal nummer is voldoende) teneinde verwarring in het N.R.R. te vermijden.
Indien het een fictief nummer betreft is dit risico even groot en via een consultatie van het N. R. R. kan een vergissing vermeden worden. Een consultatie van het R.N.P. kan bovendien in bepaalde gevallen leiden tot het ontdekken van het reële nummer. In dit geval zal het fonds twee bewegingen doorgeven: een opening van het recht van het type B met het fictieve nationale nummer en vervolgens een wijziging van het nationale nummer van het type D.
- bepaalde fondsen beschikken nog niet over de mogelijkheid om hun gegevensbestand te consulteren op basis van het nationaal nummer, reëel of fictief. Sedert het verschijnen van de omzendbrief CO 1217 van 25 juli 1989 beklemtoont de Rijksdienst het feit dat het nationaal nummer de enige identificatie zal uitmaken voor de sociaal verzekerden. Wij dringen er dan ook op aan dat deze toe-passing zo snel mogelijk uitgewerkt wordt met betrekking tot de rechthebbenden, en dat de fondsen ermee rekening houden bij de uitbouw van hun gegevensbestand van de bijslagtrekkenden en de rechtgevende kinderen.
Aangezien de fondsen momenteel de nationale nummers kennen van bepaalde van hun bijslagtrekkenden en rechtgevende kinderen, verzoeken wij dat deze gegevens vermeld worden op het brevet (Model Y) net zoals voor de rechthebbenden. De huidige voorstelling van het Model Y voorziet een plaats voor het nationaal nummer van de bijslagtrekkende, maar nog niet voor de kinderen. In afwachting van een wijziging in deze zin dringen wij er op aan dat de nationale nummers van de kinderen op de achterzijde van het document vermeld worden.