De toekenning van de kinderbijslag vangt aan vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het recht op kinderbijslag ontstaat.
In afwijking van het eerste lid gaat de toekenning van de kinderbijslag in vanaf de eerste dag van de maand waarin het recht op kinderbijslag ontstaat indien de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld :
1° gedurende deze maand kan geen enkel ander recht op kinderbijslag worden toegekend krachtens Belgische of buitenlandse wettelijke of reglementaire bepalingen, of krachtens de regelen van de internationale overeenkomsten betreffende de sociale zekerheid die in België van kracht zijn of de regelen die van toepassing zijn op het personeel van een instelling van internationaal publiek recht;
2° gedurende de maand voorafgaand aan de maand waarin het recht krachtens deze wet ontstaat, werd een recht op kinderbijslag toegekend krachtens de bepalingen en regelen bedoeld in het 1°.
De toekenning van de kinderbijslag wordt beëindigd op het einde van de maand waarin dit recht een einde neemt.
Iedere gebeurtenis die een wijziging van het bedrag van de kinderbijslag impliceert, geeft aanleiding tot de toekenning van het gewijzigd bedrag van kinderbijslag vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke deze gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
In afwijking van het vierde lid vangt de toekenning van de kinderbijslag aan vanaf de eerste dag van de maand waarin een indexering plaatsvindt of een nieuw voordeel ingesteld wordt bij of krachtens de wet. Het vierde lid is niet van toepassing wanneer de gebeurtenis leidt tot het verlies van een van de in artikelen 41, 42bis en 50ter bedoelde bijslagen.