De programmawet en de wet houdende diverse bepalingen (I) van 22 december 2008 zijn verschenen in het Belgisch Staatsblad van 29 december 2008 (kopie als bijlage).
De erin vervatte maatregelen hebben geen of maar weinig gevolgen voor het dossierbeheer. Het gaat hoofdzakelijk om de bekrachtiging van bestaande praktijken.
De substantiëlere wijzigingen worden uiteengezet in punt 2.6. over de aanwijzing van de recht¬hebbende en de bijslagtrekkende bij adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht, en 2.7. over de administratieve of gerechtelijke aanwijzing van de bijslagtrekkende voor de toekomst.
1. Organisatorische maatregelen
1.1. Vordering van de fondsen tegenover aangeslotenen (art. 121 KBW)
Zoals bekend is de verjaringstermijn van de vorderingen waarover de kinderbijslagfondsen tegenover hun aangeslotenen beschikken als ze hun bijdragen niet betalen, sinds 1 januari 2009 op 3 jaar gebracht.
De programmawet bepaalt dat vorderingen die op die datum nog niet verjaard waren volgens de termijn van 5 jaar maar wel verjaard waren volgens de termijn van 3 jaar, moeten beschouwd worden als zijnde verjaard op 1 januari 2009.
1.2. Kunstenaars - Aansluiting van rechtswege bij de Rijksdienst (artikel 33 KBW)
Vanaf 1 januari 2009 zijn werkgevers van kunstenaars die verzekeringsplichtig zijn voor de sociale zekerheid en niet aangesloten zijn bij de RSZPPO, van rechtswege aangesloten bij de Rijksdienst.
2. Maatregelen in verband met de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag
2.1. Eenoudertoeslag - Uniformisering van de inkomensgrens (artikel 42bis, § 4, 2e lid KBW)
In CO 1375 van 6 oktober 2008 zijn de regels uiteengezet voor het recht op de eenoudertoeslag, na de wijzigingen door het koninklijk besluit van 28 september 2008.
De wetgever heeft de maatregelen vervat in dat koninklijk besluit bekrachtigd, met uitwerking vanaf 1 oktober 2008.
Daarnaast zorgde de wetgever voor juridische coherentie tussen twee categorieën van gerechtigden voor wie de inkomensgrens waarboven er geen recht meer is op de eenoudertoeslag twee aparte juridische grondslagen had. Vanaf 1 januari 2009 is de inkomensgrens voor de ex-GG bedoeld in artikel 42bis KBW dezelfde als de inkomensgrens voor werklozen en invaliden. Dat heeft geen gevolgen voor de sociaal verzekerden.
2.2. Onmiddellijke uitwerking (art. 48, 5e lid KBW)
De wetgeving is ook aangepast met uitwerking vanaf 1 oktober 2008 zodat een bij wet, bij koninklijk besluit of bij gelijk welke reglementering krachtens een wet toegekend nieuw voordeel, de eenoudertoeslag inbegrepen, toegekend wordt met onmiddellijke uitwerking en niet een maand later.
2.3. Kinderen met een aandoening - Uitbreiding van de nieuwe evaluatieregeling (art. 56 septies en 63 KBW)
Vanaf 1 mei 2009 geldt voor alle kinderen met een aandoening dezelfde evaluatieregeling.
Die uitbreiding moet nog door een koninklijk besluit bekrachtigd worden.
2.4. Niet-uitkeringsgerechtigde werklozen
Aangezien het Grondwettelijk Hof gewezen had op de ongrondwettelijkheid van artikel 42bis KBW waar het niet-uitkeringsgerechtigde werklozen uitsluit van het recht op de sociale toeslag waarop uitkeringsgerechtigde werklozen recht hebben, heeft de wetgever de wet aangepast om de hoedanigheid van rechthebbende met recht op de gewone kinderbijslag en de sociale toeslag toe te kennen aan bepaalde niet-uitkeringsgerechtigde werklozen.
De datum van inwerkingtreding en de voorwaarden voor die maatregel zullen bepaald worden in een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit.
2.5. Ex-GG - Trimestrialisering van het recht op de toeslag (art. 51, § 2 KBW)
De wetgever bekrachtigt per 1 januari 2007 de al toegepaste trimestrialiserin g van het recht op de toeslag voor rechthebbenden die beginnen te werken en onmiddellijk daarvóór gewaarborgde gezinsbijslag ontvingen.
2.6. Kind in het buitenland - Afwijking - Discretionaire bevoegdheid van de minister (art. 52, 2e lid KBW)
De wetgever heeft een wettelijke basis gegeven aan de door de rechtbanken betwiste praktijk dat de minister of zijn afgevaardigde beschikt over de discretionaire bevoegdheid om de kinderbijslag¬bedragen te bepalen als een afwijking toegestaan wordt voor een in het buitenland opgevoed of studerend kind.
2.7 Adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht - Hoedanigheid van rechthebbende en bijslagtrekkende (art. 42, § 2 en 69, § 1, KBW)
Bij volle adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht is de oudste adoptant de recht¬hebbende. De hoedanigheid van bijslagtrekkende wordt toegekend aan de oudste van beide adoptie¬ouders.
Die nieuwe regels, die van kracht worden op 1 januari 2009, zijn niet van toepassing bij gewone adoptie omdat in dat geval de adoptant niet als de wettelijke ouder beschouwd kan worden.
2.8. Aanwijzing van de bijslagtrekkende - Uitwerking voor de toekomst (art. 69, § 1, 3e lid KBW)
Om alle dubbelzinnigheid uit te schakelen heeft de wetgever de uitwerking in de tijd verduidelijkt van de administratieve aanwijzing van de vader als bijslagtrekkende of de gerechtelijke aanwijzing van de bijslagtrekkende in het belang van het kind.
In overeenstemming met de overheersende rechtspraak geldt de juridische of de administratieve aanwijzing van de bijslagtrekkende voor de toekomst.
In het kader van de administratieve aanwijzing van de vader als bijslagtrekkende bekent dat dat hij de bijslagtrekkende is vanaf zijn aanvraag. Op basis van de algemene regels gesteld in artikel 70bis KBW heeft die aanwijzing uitwerking vanaf de 1e van de maand na de wijziging, tenzij de wijziging valt op de 1e van de maand, in welk geval de aanwijzing als bijslagtrekkende geldt vanaf die dag zelf.
De gerechtelijke aanwijzing van de bijslagtrekkende in het belang van het kind heeft uitwerking de 1e van de maand na die waarin de beslissing van de rechtbank meegedeeld is aan debevoegde kinderbijslaginstelling.
Die maatregelen treden in werking op 1 januari 2009.
2.9. Verandering van bijslagtrekkende op de 1e van een maand (art. 70 bis KBW)
Vanaf 1 januari 2009 heeft een verandering van bijslagtrekkende op de 1e van een maand uitwerking vanaf die dag zelf.