De informatienota 1986/52 stelt, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft (*), dat luidens het besluit van de Vlaamse Executieve van 14 juli 1982 (dat aan de werkzoekende in beroepsopleiding bepaalde voordelen toekent) de door laatstgenoemde gedurende de wachttijd ontvangen vergoeding noch als een werkloosheidsuitkering, noch als loon voor een winstgevend activiteit mag woerden aangezien. Bijgevolg kan zij geen beletsel vormen voor de toekenning van kinderbijslag gedurende de wachttijd.
De vraag is of zulks eveneens het geval is bij de Franse Gemeenschap.
I. Verwijzing naar de teksten met een algemene strekking
- Art. 62, §6 G.W., bepaalt dat de kinderbijslag toegekend wordt tot de leeftijd van 25 jaar ten behoeve van het niet meer leerplichtige kind dat ingeschreven is als werkzoekende en studies of een leertijd beëindigd heeft.
- KB van 12 augustus 1985 (tot uitvoering van art. 62, §6) stelt vast gedurende welke periode en onder welke voorwaarden die kinderbijslag toegekend wordt. Enerzijds schrijft art. 4, §4 voor dat "de toekenning van de kinderbijslag geschorst wordt voor de volledige maand tijdens dewelke het kind een winstgevend activiteit uitoefent of geniet van een sociale uitkering, die voortvloeit uit die activiteit". Anderzijds bepaalt art. 4, §5 dat "het genot van een sociale uitkering bij toepassing van een Belgische of een buitenlandse regeling betreffende de werkloosheid een beletsel is voor de toekenning van de kinderbijslag."
II. Bij de Franse Gemeenschap
De beroepsopleiding valt er onder toepassing van de besluiten van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 9 juli 1985 respectievelijk betreffende de beroepsopleiding en de toekenning van sommige voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding ontvangen (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1985).
Art. 31, 2de lid van het eerste van die besluiten bepaalt dat de werkzoekende onder sommige voorwaarden een beroepsopleiding kan volgen.
Art. 1, §1 van het tweede besluit stelt het bedrag vast van de vergoeding voor beroepsopleiding die gelijk is aan het verschil tussen een referentieloon en de eventueel ontvangen werkloosheidsuitkering.
Voor de jonge werkzoekende die een wachttijd doormaakt (art. 124 van KB van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid) stemt zij overeen met het volledige referentiebron.
Uit een en ander blijkt dat die vergoeding niet mag woerden aangezien als een sociale uitkering die verschuldigd is bij toepassing van een Belgische regeling betreffende de werkloosheid, vermits zij niet wordt toegekend krachtens het voormeld KB van 20 december 1963 noch krachtens een van zijn uitvoeringsbesluiten..
Aan de andere kant mag die vergoeding, hoewel zij onderworpen is aan de personenbelasting, ook niet worden gelijkgesteld met een loon voortkomend uit een winstgevende beroepsactiviteit vermits zulks niet het geval is.
Tot besluit: de kinderbijslag mag niet worden geweigerd op grond van art. 4, 'g. 4 en 5 van KB van 12 augustus 1985. Deze is over de wachttijd verschuldigd, los van het feit dat de jonge werkzoekende beroepsopleiding volgt waarvoor hij een vergoeding ontvangt.
Bron: Juridische Studiën. Ref.: E7198/Contr.