Om de feitelijke toestand van een gezin te kunnen controleren wordt door de kinderbijslaginstellingen regelmatig een beroep gedaan op de gemeentepolitie (cfr. CO 1157 van 23 december 1985 deel I, A, punt 5 voorbeeld blz. 4).
Meer en meer politiediensten weigeren ter zake hun medewerking, zich hierbij beroepend op art. 166 van de wet op de gemeentepolitie dd. 11 februari 1986, dat aan de politie verbiedt bevestigingsattesten af te leveren, tenzij dit uitdrukkelijk is voorzien door de wet.
Aan het Ministerie van Sociale Voorzorg werd de vraag gesteld welke houding de kinderbijslaginstellingen ten opzichte van de politiediensten hun medewerking weigeren moeten aannemen en welke andere middelen eventueel kunnen worden aangewend om de nodige inlichtingen en documenten te bekomen.
Antwoord van het Ministerie van Sociale Voorzorg dd. 19 juli 1989. Ref.: 5063/89/V O1/H01/H.V. (uitreksel)
...
overeenkomstig art. 173 van de G.W. zijn de gemeenten ertoe gehouden hun medewerking te verlenen door o.m. inlichtingen, attesten, verklaringen van bekendheid en alle andere stukken te leveren die nuttig zijn voor de uitvoering van de kinderbijslagregeling.
Het verdient aanbeveling om in de toekomst de briefwisseling, waarin voor de vaststelling van een recht op kinderbijslag een controle van een feitelijke toestand wordt gevraagd, te richten aan de burgemeester, zijnde het hoofd van de gemeente.
Het behoort dan aan de burgemeester om uit te maken of hij zijn politiediensten dan wel een andere gemeentelijke dienst met een bepaald onderzoek zal belasten.