De vraag is hoe het recht op kinderbijslag gecontroleerd wordt van leerlingen met een leerovereenkomst in het buitenland in het algemeen en meer bepaald in Nederland.
Antwoord dd.29 januari 1992 van de directie der Internationale Overeenkomsten. Ref.: Gg 2183/10.10/H.33350/KD/RV. (uittreksel)
De Verordeningen (EEG) nrs 1408/71 en 574/72 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers ..., zijn tot stand gekomen in toepassing van het art. 51 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Dit artikel beoogt de vaststelling van de maatregelen welke op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers. De Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat (art. 3 V.O. nr 2001/83 van 2 juni 1983, laatste versie van V.O. 1408/71).
Hoofdstuk 7 van V.O. 1408/71 handelt omtrent de gezinsbijslagen. Art. 73 bepaalt "dat een werknemer op wie de wettelijke regeling van een Lid-Staat van toepassing is, voor zijn gezinsleden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, recht heeft op de gezinsbijslagen waarin de wettelijke regeling van de eerste Staat voorziet, "alsof de gezinsleden op het grondgebied van deze Staat woonden."
Art. 62, §2 kent een recht toe ten behoeve van de leerling. De "Koning bepaalt de voorwaarden die moeten worden vervuld in een interne "situatie, voor een Belgische leerling, verbonden door een "Belgische" leerovereenkomst.
In toepassing van het voormelde art. 73 V.O. moet eveneens een recht op kinderbijslag worden toegekend aan een leerling die zich in een andere Lid-Staat bevindt. Deze leerling kan uiteraard niet voldoen aan de voorwaarden die specifiek zijn geënt op de interne Belgische situatie.
Ter vergelijking verwijzen wij naar de situatie van de kinderen die ingeschreven zijn als werkzoekenden op het einde van hun studies. Ook hier stelt het art. 62, §6, algemeen, dat kinderbijslag wordt toegekend ten voordele van het niet meer leerplichtig kind dat ingeschreven is als werkzoekende en studies of een leertijd heeft beëindigd. Eveneens in dergelijke gevallen is het de Koning die de toekenningsvoorwaarden bepaalt. In het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 wordt hiervoor steeds verwezen naar de interne Belgische wetgeving, met name naar de wetgeving betreffende de werkloosheid.
Het Europees Hof van Justitie stelt in het arrest in de zaak BRONZINO (zaak C.228/88, Publikatieblad E.G. nr C85 dd. 3 april 1990 - bijlage 13 dd. 3 oktober 1990 bij de CO 949) dat: wanneer de wetgeving van de Lid-staat die bepaalde gezinsbijslagen verschuldigd is, als voorwaarde voor de toekenning van die bijslagen vereist dat het gezinslid van de werknemer als werkzoekende ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied waar die wetgeving van toepassing is, die voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld wanneer het gezinslid als werkzoekende ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar hij woont.
Sedert het van kracht worden van de Verordeningen 1408/71 en 574/72 op 1 oktober 1972, is men er steeds van uitgegaan dat aan leerlingen in andere Lid-Staten de Belgische kinderbijslag kan worden toegekend indien zij in hun woonland voldeden aan voorwaarden die equivalent waren met de Belgische. In die zin werd het formulier E403 opgesteld en wordt het als dusdanig gebruikt.
In Nederland bestaat een "gelijkaardig" systeem conform de Nederlandse Wet op het Leerlingwezen, waar leerlingen én school lopen én in een onderneming een opleiding genieten waarvoor ze alsdan een opleidingstoel ge of loon ontvangen.
Waar de terminologie in de andere Lid-Staten verschilt met deze vervat in onze wetgeving moet worden nagegaan of het gaat om een opleiding die overeenkomt met de geest van onze wetgeving. Het bedrag van het ontvangen loon mag het in België toegelaten bedrag uiteraard niet te boven gaan,
Bij twijfel omtrent de gegevens welke op het formulier E403 worden vermeld kan de medewerking van het verbindingsorgaan (met Nederland het B.B.Z) worden gevraagd om een en ander te controleren.