Men vroeg ons of de uitkering toegekend aan de bediende in beschikbaarheidsverlof een vervangingsinkomen is in de zin van art. 3 van KB van 12 april 1984 tot uitvoering van de art. 42bis en art. 56, §2 G.W.
Het eerste lid van het hogervermelde art. 3 bepaalt dat onder vervangingsinkomens dient te worden verstaan : pensioen, renten, tegemoetkomingen, uitkeringen of de na de eerste dertig dagen van een arbeidsongeschiktheidsperiode behouden wedden, toegekend hetzij krachtens Belgische of vreemde wees- of reglementsbepalingen, hetzij krachtens regelen van toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling.
In onderhavig geval werd vastgesteld dat:
- het beschikbaarheidsverlof wordt, voor zover de dienst het toelaat, toegekend aan de bediende die erom vraagt
- dit beschikbaarheidsverlof is als dusdanig voorzien in het reglement van de NMBS, richtlijnen er omtrent liggen vast in de nota 56/P van 27 juli 1989
- tijdens de gehele duur ervan levert de betrokkene bij de NMBS geen enkele arbeidsprestatie. Evenmin kunnen gelijkgestelde dagen in aanmerking genomen worden. Het staat de betrokkene vrij ondertussen een andere tewerkstelling of een zelfstandige activiteit aan te vatten
De kernvraag in dit dossier is in feite of een interne richtlijn, een intern reglement van de NMBS kan worden beschouwd als een Belgische " reglementsbepaling" in de zin van het hogervermelde art. 3 van KB van 12 april 1984.
Antwoord van de Directie Juridische Studiën van 1 april 1992. Ref.: E 2127/K.35/MDP/HB (uittreksel)
Wij stellen vast dat het begrip "reglementsbepaling" nergens gedefinieerd wordt, noch in het KB zelf, noch in latere omzendbrieven.
In het gewone taalgebruik is een reglement niets anders dan "het geheel van bepalingen of voorschriften die bepaalde personen, de leden van enige organisatie in acht moeten nemen" (zie woordenboek Van Dale).
Aldus gedefinieerd zou ieder reglement van om het even welke vereniging een r eglement zijn in de zin van KB van 12 april 1984. Dit lijkt ons echter te vergaand.
Hoewel niet uitdrukkelijk vermeld in de tekst van het hogervermelde art. 3, veronderstellen we dat de "bepaling" moet uitgaan van de uitvoerende macht of een administratieve overheid (zoals de Koning, Minister, provincie, gemeente...) dwz een instantie die algemeen bindende normen kan uitvaardigen.
De NMBS als orgaan van het centraal bestuur belast met een openbare dienst is een dergelijke administratieve overheid (zie A. MAST, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, 1981, Story-Scientia, GENT-LEUVEN, blz. 568, nr. 557).
Wij besluiten hieruit dat het reglement van de NMBS dient beschouwd te worden als een Belgische reglementsbepaling in de zin van art. 3 van KB van 12 april 1984.