Het koninklijk besluit nr. 534 (B.S. 16 april 1987) heeft, bij artikel 24, het artikel 119bis gewijzigd. Dit nieuwe artikel 119bis en het koninklijk besluit van 26 juni 1987 (B.S. 10 juli 1987) tot uitvoering van artikel 119bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, worden hierna toegelicht.
I. Wijzigingen van artikel 119bis, G.W.
De nieuwe tekst van het 1ste lid van art. 119bis geeft de kinderbijslagfondsen de mogelijkheid af te zien van het instellen van een gerechtelijke procedure wanneer de kosten ervan niet in verhouding zijn tot de in te vorderen sommen.
Bovendien wordt in een tweede, nieuwe alinea de mogelijkheid gegeven om voor geringe bedragen af te zien van iedere vorm van terugvordering.
De Koning bepaalt de perken binnen dewelke de kinderbijslagfondsen kunnen afzien van de terugvordering.
II. Koninklijk besluit van 26 juni 1987
A. Afzien van de terugvordering
De kinderbijslagfondsen kunnen zonder meer afzien van de administratieve terugvordering indien de schuld minder dan 200 BEF bedraagt en op voorwaarde dat deze schuld niet meer kan ingehouden worden op later verschuldigde kinderbijslag (artikel 6).
B. Afzien van de gerechtelijke procedure
De kinderbijslagfondsen kunnen afzien van een rechtsgeding tot invordering van hun verschuldigde sommen op voorwaarde dat deze minder bedragen dan 5.000 BEF (artikel 1).
C. Afzien van de gedwongen uitvoering
De kinderbijslagfondsen kunnen in de navolgende gevallen verzaken aan de gedwongen uitvoering door een gerechtsdeurwaarder van een vonnis of arrest:
- wanneer het bedrag van de hun verschuldigde sommen wegens bijdragen of ten onrechte ontvangen uitkeringen, van inschulden wegens gerechtskosten en van inschulden wegens bijdrageopslagen en/of nalatigheidsintrest, minder dan 6.000 BEF bedraagt (artikel 2);
- wanneer de schuldenaar in het buitenland gevestigd is en in België of in zijn land van verblijf geen enkel voor beslag vatbaar goed bezit (artikel 4);
- wanneer de waarde van de goederen waarop beslag is gelegd, onvoldoende blijkt tot het dekken van de kosten die voortvloeien uit het voortzetten van de procedure (artikel 5).
De kinderbijslaginstellingen kunnen eveneens afzien van de gedwongen uitvoering door middel van derdenbeslag op het loon van hun schuldenaar wanneer dit loon minder bedraagt dan 19.000 BEF per maand of indien de schuld enkel bestaat uit bijdrageopslagen en/of nalatigheidsintrest (artikel 3).
Een bijzonder geval betreft het faillissement van de schuldenaar. Wanneer de schuld minder dan 6.000 BEF bedraagt, kan het kinderbijslagfonds ervan afzien de curator over het faillissement in toelating te dagvaarden (artikel 2).
III. Inwerkingtreding
Het gewijzigde artikel 119bis G.W. en het koninklijk besluit van 26 juni 1987 hebben uitwerking met ingang van 1 april 1987. Zij zijn van toepassing op alle schuldvorderingen, ongeacht de periode waarop ze betrekking hebben.
De huidige omzendbrief vernietigt en vervangt de CO nr. 861 van 7 november 1969 (blz. 11, 2e alinea) voor wat betreft de toepassing van art. 119bis, G.W.
IV. Opmerkingen
De nieuwe teksten brengen geen wijziging aan de wijze waarop de oninvorderbare bedragen met toepassing van art. 91, G.W. en art. 106, G.W. op het reservefonds kunnen worden aangerekend.
Bovendien moet erop worden gewezen dat de nieuwe bepalingen enkel de mogelijkheid en zeker niet de verplichting inhouden af te zien van de gerechtelijke terugvordering. In bijzondere gevallen en/of beginselkwesties wordt, zelfs wanneer de schulden binnen de perken van het koninklijk besluit vallen, de gerechtelijke terugvordering voortgezet.
Niettegenstaande de mogelijkheden om af te zien van de terugvordering, moet er niettemin worden op gelet dat, in de gevallen waarin een onverschuldigde betaling wordt vastgesteld, de vereiste maatregelen worden getroffen om, in de eerste plaats, de terugbetaling ervan te bekomen.
(...)
De bedragen vermeld in deze CO worden vervangen door de overeenstemmende bedragen van de CO 1331 van 21 juni 2001.