C.O. 1216 d.d. 26 juni 1989 heeft een vaste maandelijkse betaaldag ingesteld voor de kinderbijslag, namelijk de 10e van de maand na die waarover de kinderbijslag verschuldigd is, ofwel kort daarvoor of daarna als de 10e niet op een werkdag valt. In het laatste geval wordt de dag in een rondschrijven bepaald.
Er is evenwel geregeld dat fondsen die in afspraak met sommige bedrijven regelmatig de kinderbijslag uitkeren voor de genoemde dag, daarmee kunnen doorgaan ten behoeve van de betrokken rechthebbenden. Die afwijkende bepaling kon evenwel niet toegepast worden voor andere categorieën van rechthebbenden zonder de toestemming van de Rijksdienst.
Met die beslissing heeft men uitdrukkelijk een toename van de betalingen van kinderbijslag voor de 10e van de maand willen voorkomen, omdat daarvoor de financieringsdekking van de Rijksdienst ontoereikend was, maar daarnaast wilde men ook voorkomen dat door het toestaan van willekeurige afwijkingen van de vaste betaaldag op initiatief van het ene of het andere fonds, er ongelijkheid in behandeling zou ontstaan tussen de fondsen.
1. Huidige situatie
Het aantal verworven rechten op vervroegde uitkering mag dus ten hoogste gelijk blijven aan het aantal op 31 maart 1989, toen een telling van die verworven rechten heeft plaatsgevonden.
Omdat het bovendien gaat om een overeenkomst tussen een werkgever en een fonds kan geen sprake zijn van een verworven recht bij overgang van het ene fonds naar het andere, bijvoorbeeld via opzegging van lidmaatschap.
Deze afwijkende bepaling zal bovendien op termijn geen toepassing meer vinden omdat werkgevers die na 31 maart 1989 verzekeringsplichtig worden t.a.v. de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders er geen gebruik kunnen van maken, zomin als werkgevers die nu onder de afwijking vallen maar die van fonds veranderen.
2. Verruiming van het standpunt
Men kan evenwel niet de vele gevallen negeren van wijziging bij bedrijven ingevolge opvolging, fusie, opname in een ander bedrijf of splitsing, die de toekenning van een nieuw R.S.Z.-nummer met zich brengen en waardoor het bedrijf dus een nieuwe werkgever wordt in de zin van de gecoördineerde wetten, zonder dat er echt iets verandert aan de economische entiteit zoals ze voordien bestond.
In een aantal welbepaalde gevallen die alle hierna opgesomd worden, en op de uitdrukkelijke voorwaarde dat de aansluiting bij het oorspronkelijke kinderbijslagfonds blijft bestaan, wordt verlenging van verworven rechten mogelijk voor werkgevers die een nieuw R.S.Z.-nummer gekregen hebben.
Het gaat om volgende situaties:
- Nieuwe werkgever door fusie van bedrijven die alle vervroegde betaling genieten en al bij hetzelfde fonds aangesloten zijn;
- Nieuwe werkgevers door splitsing van een bedrijf waarvoor vervroegd betaald wordt, in verschillende eenheden;
- Nieuwe werkgever die de activiteit verderzet van een werkgever met verworven rechten als die nieuwe werkgever in een van de gevallen is bedoeld in C.O. 847 d.d. 12 maart 1969 over stilzwijgende aansluitingen, namelijk bij overname van de activiteit door de echtgenoot of door een bloed - of aanverwant van de eerste graad en bij de omvorming van een particuliere onderneming tot een vennootschap;
- Een werkgever met vervroegde betaling die - meestal met terugwerkende kracht - een nieuw R.S.Z.-nummer krijgt omdat hij zich in een gemeente gevestigd heeft van een ander taalgebied dan de vorige gemeente.
Als een bedrijf waarvoor vóór de 10e van de maand kinderbijslag uitgekeerd wordt een ander bedrijf overneemt (dat zelf al dan niet verworven rechten geniet), gelden de verworven rechten voor al het personeel van de nieuwe eenheid aangezien het om dezelfde werkgever gaat.
Hetzelfde geldt bij wijziging van de rechtsvorm omdat zo'n wijziging alleen niet volstaat om een bedrijf als een nieuwe werknemer te gaan beschouwen (er wordt geen nieuwe R.S.Z.-nummer toegekend).
Voor werkgevers die veranderd zijn van fonds na 31 maart 1989 bestaat dus niet de mogelijkheid om kinderbijslag uit te keren voor de 10e van de maand, evenmin als voor werkgevers die na die datum verzekeringsplichtig zijn geworden t.a.v. de gecoördineerde wetten, afgezien van de 4 hiervoor opgesomde gevallen.
Verworven rechten vervallen bijvoorbeeld hoe dan ook in navolgende gevallen:
- verandering van fonds, ongeacht waarom;
- fusie van werkgevers, ook met verworven rechten, die bij verschillende fondsen aangesloten zijn;
- fusie van werkgevers aangesloten bij het zelfde fonds maar van wie er een geen verworven rechten geniet;
- overname van een bedrijf met vervroegde uitkering door een nieuwe werkgever die niet in een van de in punt 3° opgesomde bijzondere gevallen is.
3. Inwerkingtreding
Het bepaalde in deze omzendbrief is onmiddellijk van toepassing.
De Rijksdienst rekent erop dat de betrokken fondsen hun tijdschema voor de uitkeringen aanpassen als het in strijd is met het bepaalde in C.O. 1216 en in deze omzendbrief.
Bij niet-naleving daar van behoudt de Rijksdienst zich het recht voor het tijdschema voor de storting van de voorschotten aan te passen.