1. Inleiding
Sedert 1 januari 1995 werd voor de ingeschreven werkzoekende het recht van zes op negen maanden gebracht. Deze termijn stemt overeen met de periode die de jongere moet wachten om wacht- of werkloosheidsuitkeringen te kunnen ontvangen.
Tot vandaag werd op basis van het inschrijvingsattest van werkloosheid provisioneel de kinderbijslag tijdens de wachttijd betaald. De voorwaarden om recht te verkrijgen werden aan het einde van de wachttijd gecontroleerd met het formulier P20. Gelet op de ruime wachttijd is het noodzakelijk een nieuwe werkwijze uit te werken.
2. Een nieuwe werkwijze
2.1. In het kader van de algemene herziening van de formulieren werd vooreerst het controleformulier P20 (controle op de ingeschreven werkzoekende) herwerkt in functie van een klare en duidelijke vraagstelling en een directe stijl. Daarnaast werd een infoblad (P20 info) uitgewerkt waardoor het gezin wordt ingelicht over de toepasselijke reglementering. Voor de beperkte gevallen waar het nodig is de laatste onderwijsinstelling te ondervragen kan u dat doen met een Mod. P20com, waarvan u een model als bijlage vindt.
2.2. De nieuwe werkwijze bestaat uit drie stappen:
- bij de ontvangst van het inschrijvingsattest als werkzoekende zendt de kinderbijslaginstelling aan de bijslagtrekkende het controleformulier P20 en het infoblad. In een begeleidende brief (P20a) wordt gevraagd het formulier dadelijk terug te zenden, wanneer een wijziging in de situatie van de schoolverlater optreedt;
- op 15 december wordt de bijslagtrekkende met de brief (P20b) herinnerd aan het feit dat bij wijziging van statuut het controleformulier P20 moet worden teruggezonden. Uit voorzorg wordt dit formulier samen met het infoblad nogmaals meegezonden.
- werd na de wachttijd het controleformulier P20 niet ontvangen, dan zendt de kinderbijslaginstelling de begeleidende brief (P20c) en het formulier P20.
Stopt de ingeschreven werkzoekende de studies, een opleiding of de leertijd in de loop van het jaar, dan is de timing voor de mailing als volgt:
- eerste zending: bij ontvangst van het inschrijvingsattest als werkzoekende of ten vroegste na einde van onvoorwaardelijk recht op 31 augustus;
- tweede zending: in de loop van de vijfde maand van de wachttijd;
- derde zending: na het einde van de wachttijd.
Voor de eerste en tweede mailing is het terugzenden van het controleformulier facultatief. De bijslagtrekkende wordt erop gewezen dat het formulier moet teruggezonden worden in geval van wijziging van statuut. De betaling wordt echter niet opgeschort zo het formulier niet terugkeert. Voor de derde mailing is het terugzenden van het controleformulier uiteraard verplicht.
Bijzondere situatie:
Indien het formulier P20 in de loop van de wachttijd wordt teruggezonden en de bijslagtrekkende meldt een de toekenningsperiode overschrijdende tewerkstelling (bv. contract van onbepaalde duur) of een ander beletsel, dan wordt het dossier wat de schoolverlater betreft afgesloten en wordt de laatste betaling geregeld overeenkomstig artikel 48, derde lid G.W. De stopzetting van de betaling wordt gemotiveerd met een brief waarbij het infoblad wordt gevoegd. Zodoende is de bijslagtrekkende er voldoende over geïnformeerd dat in geval van een latere wijziging (bv. een stopzetting van de tewerkstelling) die zich nog situeert in de toekenningsperiode, de kinderbijslag voor het resterende deel van de wachttijd met een eenvoudige brief kan aangevraagd worden.
3. Verificatie van de wettelijke voorwaarden
3.1. Uitgangspunten
Overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 van artikel 62, § 6 (thans 62, § 5) G.W. begint de toekenningsperiode ten gunste van het niet meer leerplichtige kind:
- op 1 juli of op 1 augustus na het laatste school- of academiejaar, naargelang het kind op de dag van zijn inschrijving als werkzoekende jonger is dan 18 jaar, dan wel 18 jaar of ouder is, wanneer tot het einde (normaal 30 juni) de lessen werden gevolgd;
- de dag na de beëindiging van alle activiteiten opgelegd door het studieprogramma, zoals een tweede zittijd of een vakantiestage;
- de dag na de stopzetting van de studies, een leertijd, een opleiding of een erkende vorming, indien het volgen ervan werd onderbroken.
Bovendien moet de jongere om conform artikel 36, § 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidreglementering tot het recht op uitkeringen toegelaten te worden niet meer onderworpen zijn aan de leerplicht alsook studies, een opleiding, een leertijd of een vorming van een bepaald niveau hebben beëindigd.
Het betreft een minimumprogramma, waarvan de praktijk aantoont dat het uitzonderlijk een beletsel voor de kinderbijslag is.
Hiervoor blijkt het noodzakelijk een procedure op te stellen die de wettelijke voorwaarden controleert, maar anderzijds in de gepaste verhouding staat tot het belang van het gecontroleerde object, teneinde te vermijden dat nutteloze controleautomatismen in het leven worden geroepen.
In aansluiting op de terminologie van het infoblad bij het formulier P20 wordt de wachtperiode hierna " de toekenningsperiode " genoemd.
Op het technisch vlak stellen zich dus 3 problemen:
- bepalen wanneer de toekenningsperiode begint;
- nagaan of de studies beantwoorden aan de minimumvereisten uit de werkloosheidsreglementering;
- elk ander beletsel voor de toekenning opsporen.
De aandacht wordt gevestigd op twee principes:
- het gegeven dat de jongere zich inschrijft voor 31 augustus is enkel bepalend wat betreft de begindatum van de toekenningsperiode en doet geen afbreuk aan het onvoorwaardelijk recht en de betaling tot 31 augustus;
- niet meer leerplichtig kind betekent:
- ofwel dat het kind achttien jaar is geworden (kinderen geboren voor 30 juni)
- ofwel onderwijs gevolgd heeft dat aan de leerplicht voldoet tot het einde van het schooljaar (meestal 30 juni) dat valt in het kalenderjaar waarin het achttien wordt (kinderen geboren na 30 juni).
3.2. Praktische uitvoering
Wanneer de jongere wachtuitkeringen aangevraagd heeft, wordt u door de werkloosheidsinstanties ingelicht over een beletsel dat voortvloeit uit artikel 36 van het R.V.A.-besluit. In dergelijk geval volstaat de invulling van vak 8 van het formulier P20 door een vakvereniging of de H.V.W.. Dit deel kan u ook aanzien als een vorm van controle op de juistheid van de afgelegde verklaringen inzake tewerkstelling.
In onderhavige situaties wordt u gevraagd de volgende procedure in acht te nemen:
Situatie 1: de jongere studeerde na 18 jaar nog voort:
U ontving dan een controleformulier op het gevolgde onderwijs, de leertijd, een opleiding of een vorming (formulieren P7, P9) dat de periode dekt tot het moment van de inschrijving als werkzoekende. De kinderbijslaginstelling heeft alsdan alle informatie over de aard en de duur van de gevolgde opleiding alsook tot wanneer ze werd gevolgd. De begindatum van de toekenningsperiode wordt beoordeeld op basis van de u op het formulier P7 (controle op de studies) of P9 (controle op de leertijd) meegedeelde gegevens.
Uitzonderlijk is er een beletsel voor de toekenning van de bijslag, indien de jongere het zesde jaar van het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) niet heeft uitgedaan. De criteria van een minimaal studieprogramma kan u beoordelen door de gegevens van het dossier te vergelijken met het referentiemodel (P20com) (...).
Situatie 2: de schoolverlater wordt 18 jaar in het eerste semester van het jaar
Eerste hypothese:
De jongere schrijft zich in als werkzoekende na de beëindiging van de lessen of na 30 juni. Dan is begindatum van de toekenningsperiode normaal 1 augustus of de dag nadat het studieprogramma (bv. tweede zittijd, stage) voleindigd is of dag na beëindiging van de leertijd. De kinderbijslaginstelling evalueert in eerste instantie zelf volgens de informatie omtrent de studierichting op het formulier P20 of er een minimaal studieprogramma overeenkomstig art. 36 van het R.V.A.-besluit werd gevolgd.
Enkel in geval van twijfel, onduidelijkheid of tegenstrijdigheid stuurt u een formulier P20com.
Voorbeeld: de jongere wordt 18 jaar op 30 april. Hij volgde volgens de informatie op het formulier P20 het zesde jaar van het Algemeen Secundair Onderwijs (economische richting). Hij laat zich inschrijven op 2 juli. De toekenningsperiode vangt aan op 1 augustus en aan de studievereiste is voldaan.
Tweede hypothese:
Stel dat de jongere zich voor het einde van de lessen inschrijft als werkzoekende.
Om (a) de begindatum van de toekenningsperiode correct te bepalen en (b) om na te gaan of een minimaal studieprogramma werd gevolgd overeenkomstig art. 36 van het R.V.A-besluit, zendt u een formulier P20com.
Voorbeeld: de jongere volgt het vijfde jaar van een technische opleiding of een beroepsopleiding. Hij wordt 18 jaar op 22 februari en stopt de studies op 23 maart. Het inschrijvingsattest vermeldt 3 april als datum van inschrijving. In dergelijk geval stuurt u een formulier P20com. Wordt een van de mogelijkheden positief beantwoord dan is de voorwaarde van een minimaal studieprogramma voldaan en begint de toekenningsperiode op 24 maart.
Situatie 3: de schoolverlater wordt 18 jaar in het tweede semester van het jaar
Eerste hypothese:
De jongere studeert na de vakantieperiode nog verder of gaat een nieuwe leertijd aan.
Wordt de opleiding in hetzelfde jaar nog stopgezet, dan volgt u de procedure van de jongere die voortstudeert (zie: situatie 1).
Voorbeeld: de jongere wordt 18 jaar op 4 september. Hij begint volgens formulier P7 studies in een eerste jaar hoger onderwijs. In de maand december laat hij zich evenwel inschrijven als werkzoekende. De begindatum van de toekenningsperiode wordt beoordeeld op basis van de verklaring omtrent de datum van de onderbreking van de lessen op de voorzijde van het formulier P7. Aan de vereiste van het minimaal studieprogramma is voldaan.
Tweede hypothese:
De jongere studeert na de vakantieperiode niet meer voort.
Aangezien de jongere zich niet vroeger kan inschrijven dan het einde van de leerplicht hoeft u zich niet te bekommeren om een begindatum van de toekenningsperiode die gelegen is voor 1 juli of 1 augustus, naargelang de leeftijd op het ogenblik van de inschrijving of de dag nadat het studieprogramma (bv. tweede zittijd) volledig is afgelopen. De kinderbijslaginstelling evalueert in eerste instantie zelf volgens de informatie omtrent de studierichting meegedeeld op het formulier P20 of een minimaal studieprogramma overeenkomstig art. 36 van het R.V.A.-besluit werd gevolgd.
Enkel in geval van twijfel of onduidelijkheid stuurt u het model P20com.
Voorbeeld: de jongere wordt 18 jaar op 25 oktober. De inschrijving als werkzoekende gebeurt op 26 juni na het einde van de lessen in het derde jaar van deeltijds beroepssecundair onderwijs. De toekenningsperiode begint in dit geval op 1 juli. De vermelding "derde jaar deeltijds onderwijs" op het formulier P20 volstaat om uit te maken dat voldoende studies werden gevolgd.
3.3. Overgangsregeling
Wat betreft de actuele toekenningsperiode 1996-1997 wordt u gevraagd de volgende werkwijze na te leven:
- voor lopende inschrijvingen als werkzoekende wordt informatie gegeven in het midden van de toekenningsperiode (normaal begin december 1996 - januari 1997), onafhankelijk van het feit of u bij het begin van de wachttijd reeds stappen ondernam om op eigen initiatief informatie te geven. U kan hiertoe een beroep doen op de begeleidende brieven P20a (in geval van een eerste info) of P20b (in geval van een tweede info).
- instellingen die kortelings de bijslagtrekkenden van ingeschreven werkzoekende schoolverlaters schriftelijk hebben geïnformeerd hebben geen verdere verplichtingen.
Deze werkwijze zal erin resulteren dat gezinnen minstens eenmaal in de loop van de toekenningsperiode 1996-1997 worden geïnformeerd over hun rechten en plichten en om hun medewerking worden gevraagd.