1. Context
Bij decreet van 23 december 2016 (BS 29 december 2016) heeft de Vlaamse Gemeenschap besloten om de spilindex volgend op deze van mei 2016 niet te verrekenen op de gezinsbijslagen. Deze niet-indexering betreft enkel de toe te kennen bedragen. Inderdaad, de inkomensplafonds worden wel verder geïndexeerd.
Volgens de omzendbrief van de FOD Budget en Beheerscontrole zal de eerstvolgende overschrijding van de spilindex plaatsvinden in mei 2017, wat betekent dat de sociale uitkeringen zullen geïndexeerd worden in juni 2017. Vanaf juni 2017 (betaling op 8 juli 2017) zullen dus afwijkende bedragen gelden voor de gezinsbijslag uitgekeerd ten laste van de Vlaamse Gemeenschap, aangezien die barema's niet worden geïndexeerd.
Deze niet-indexering geldt t.a.v. alle kinderen voor wie de gezinsbijslag overeenkomstig de aanknopingsfactoren in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2016 ten laste valt van de Vlaamse Gemeenschap: concreet de kinderen met regiocode 1 (Vlaamse Gemeenschap).
De niet-indexering is dus ook op dezelfde manier van toepassing op de kinderen die rechtgevend zijn op basis van de Europese Verordeningen of een bilateraal akkoord.
2. Toepassing in de praktijk
Aangezien de inkomensplafonds wel geïndexeerd worden, hoeven de formulieren niet te worden ontdubbeld. Ze kunnen verder voor alle kinderen/toekenningen gebruikt worden. Enkel een aanpassing aan de geïndexeerde bedragen is vereist. Deze aangepaste formulieren zullen zoals gebruikelijk per dienstbrief aan de kinderbijslagfondsen worden bezorgd, zodra de geïndexeerde bedragen van de inkomensplafonds officieel zijn goedgekeurd.
In de motiveringsbrieven dienen echter wel de effectief toegekende of teruggevorderde bedragen te worden vermeld, dus de afwijkende niet-geïndexeerde bedragen.
2.1 Regularisatie van de betalingen
Wanneer de kinderbijslagfondsen de gegevens m.b.t. de toepassing van de aanknopingsfactoren met vertraging ontvangen, dienen zij de betalingen zo nodig te regulariseren (bijpassen of terugvorderen). Daarbij gelden de gewone regels. Alle regularisaties dienen effectief te worden uitgevoerd, ongeacht het bedrag ervan.
Wanneer het om kleine bedragen gaat, kan deze regularisatie samen met de volgende maandelijkse betaling worden uitgevoerd. Als er echter geen inhoudingen meer mogelijk zijn op gezinsbijslag kan van de terugvordering worden afgezien als de schuld lager is dan 25 EUR, zoals uiteengezet in rubriek 2.1. van het vademecum betreffende het afzien van terugvordering ( cfr. CO 1346 van 15 december 2003). Het onterecht betaald bedrag wordt dan als een oninvorderbaar debet B beschouwd en geïmputeerd op de bevoegde deelentiteit; in casu de Vlaamse Gemeenschap.
Om pragmatische redenen en omwille van de proportionaliteit dienen regularisaties van minder van 25 EUR enkel schriftelijk gemotiveerd te worden op vraag van de sociaal verzekerde. Aan de kinderbijslagfondsen wordt wel gevraagd om via hun website informatie te geven over de niet-indexering van de gezinsbijslagen in Vlaanderen.
Samenvatting m.b.t. regularisaties van minder dan 25 EUR
Bedrag |
Inhouding op gezinsbijslag mogelijk? |
Actie |
Bijbetaling
< 25 EUR
|
n.v.t. |
Betaling uitvoeren - Schriftelijke motivering enkel op aanvraag |
Terugvordering
< 25 EUR
|
Ja |
Debet inhouden - Schriftelijke motivering enkel op aanvraag |
Terugvordering
< 25 EUR
|
Nee |
Oninvorderbaar debet B imputeren op de bevoegde deelentiteit, in casu de Vlaamse Gemeenschap - Geen schriftelijke motivering |
2.2. Toepassing artikel 66 AKBW
2.2.1 Afstand van recht
In uitzonderlijke gevallen kan een afstand van het voorrangsrecht op basis van artikel 66 AKBW aan een rechthebbende in een andere deelentiteit er toe leiden dat gedurende de overgangsperiode de niet-indexering in de Vlaamse Gemeenschap wordt vermeden.
Deze mogelijkheid doet zich enkel en alleen voor als gelijktijdig voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- het kind woont buiten België waardoor de regiocode op basis van de (laatste) tewerkstelling van de rechthebbende wordt vastgesteld;
- de voorrangsgerechtigde rechthebbende opent een recht op de niet-geïndexeerde Vlaamse bedragen terwijl de niet-voorrangsgerechtigde een recht opent in een andere deelentiteit in België;
- de afstand gebeurt ten gunste van een rechthebbende die in het gezin van het kind verblijft en tot de hoofdgroep van de rechthebbenden behoort, nl: de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder, of de persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt.Enkel indien deze rechthebbenden (van de hoofdgroep), noch de oorspronkelijke voorrangsgerechtigde rechthebbende, geen deel uitmaken van het gezin van het kind, kan de voorrang worden afgestaan aan een andere rechthebbende (die niet tot de hoofdgroep van de rechthebbenden behoort) maar die wel deel uitmaakt van het gezin van het kind.
Een voorbeeld betreft de situatie waarbij het gezin samen woont in Frankrijk en de vader, die in Vlaanderen werkt, zijn voorrang afstaat aan de moeder die in Wallonië werkt.
Op grond van de informatie- en raadgevingsverplichting uit de artikelen 3 en 4 van het Handvest van de Sociaal Verzekerde dienen de kinderbijslagfondsen deze gezinnen volgens de mogelijkheden van hun informatica-systeem op te zoeken en hen over die mogelijkheid te informeren.
2.2.2. Toepassing van de algemene afwijking op basis van MO 599)
Aangezien dergelijke afstanden van recht er toe leiden dat de budgettaire last van een besparingsmaatregel door de Vlaamse overheid ten laste valt van de overige deelentiteiten werd beslist om de algemene afwijking uit de MO 599 ten gunste van de niet-voorrangsgerechtigde vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder of de persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt niet toe te passen, indien die afwijking er enkel en alleen zou toe leiden dat de toepassing van de Vlaamse besparingsmaatregel wordt vermeden.
Wanneer er naast de indexering een hogere toeslag (bv. toekenning toeslag 42bis, 50ter, of 50ter i.p.v. 42bis) kan worden toegekend blijft de algemene afwijking van MO 599 onverminderd van kracht. De kinderbijslagfondsen dienen in deze gevallen verder automatisch en op eigen initiatief deze afwijking toe te passen.
2.2.3. Individuele afwijkingen in zin van artikel 66, derde lid AKBW
Aan de federale Minister van Sociale Zaken, mevrouw Maggie De Block werd gevraagd om geen individuele afwijkingen in de zin van artikel 66, derde lid, AKBW meer toe te staan indien de individuele afwijking er enkel zou toe leiden dat een recht wordt geopend op de geïndexeerde bedragen die aan een andere deelentiteit worden aangerekend en er daarnaast geen hogere toeslag kan worden toegekend.