Overeenkomstig artikel 53, § 1, 12°, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wordt voor de toepassing van deze wetten beschouwd als zijnde tewerkgesteld, de werknemer gedurende de periodes waarvoor hij op een wachtvergoeding gerechtigd is, toegekend aan de mijnwerkers die ontslagen zijn wegens sluiting van de onderneming ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Echter, vanaf maart 1990 zullen een aantal van bedoelde wachtvergoedingen, namelijk deze die het gevolg zijn van de vervroegde sluiting van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen, niet ten laste zijn van het Ministerie van Economische Zaken, maar van de Vlaamse Executieve.
Daar het in strijd zou zijn met de ratio legis van voormeld artikel 53, § 1, 12° indien het recht op kinderbijslag van de betrokkenen in het gedrang zou komen dient dit artikel zodanig te worden geïnterpreteerd dat het van toepassing is op elke mijnwerker die ontslagen is wegens sluiting van de kolenmijn en een wachtvergoeding voor bejaarde werknemers uit de kolenindustrie geniet bij toepassing van artikel 56, § 2, van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.