Inleiding
De medische en medisch-sociale beslissingen die aan de basis liggen van het recht op de bijkomende kinderbijslag voor kinderen met een handicap worden genomen door de geneesheer verbonden aan de FOD Sociale Zekerheid, Directie-generaal Personen met een Handicap - Verhoogde Kinderbijslag -Zwarte lievevrouwstraat 3c, B- 1000 Brussel, hierna genoemd de FOD. Deze medisch-sociale beslissingen worden door de bevoegde kinderbijslaginstelling overgenomen en aan de bijslagtrekkende betekend onder de vorm van een beslissing omtrent een recht op bijkomende kinderbijslag. Wanneer de sociaal verzekerde niet akkoord gaat met de medisch-sociale beslissing en het daaruit voortvloeiende gevolg op het vlak van het bedrag van de kinderbijslag, beschikt hij over de mogelijkheid om tegen de beslissing van de kinderbijslaginstelling beroep aan te tekenen bij de arbeidsrechtbank.
Ingeval het arbeidsgerecht oordeelt dat de argumenten van de sociaal verzekerde voldoende zijn gemotiveerd zal het een medisch deskundige aanstellen om op medisch-sociaal vlak een advies uit te brengen. Voor het medisch-sociaal aspect van de expertise kan de kinderbijslaginstelling rekenen op de bijstand van een geneesheer van de FOD. Deze dienst kan ook best inschatten of, op medisch-sociaal vlak, tegen het vonnis van de arbeidsrechtbank hoger beroep moet worden ingesteld bij het arbeidshof.
Men kan stellen dat een gerechtelijke procedure voor een arbeidsgerecht, waarbij een beroep tegen een beslissing omtrent het recht op bijkomende kinderbijslag voor een kind met een handicap wordt behandeld, in regel in vier fasen uiteen valt. Voor elke fase wordt hierna aangegeven welke stappen door respectievelijk de kinderbijslaginstellingen en de FOD dienen te worden gezet.
Fase 1 - het vooronderzoek
Zodra een verzoekschrift op de griffie van het arbeidsgerecht is neergelegd, wordt het toegezonden aan het arbeidsauditoraat dat vooreerst een dossier samenstelt om aan dit gerecht een gefundeerd advies te kunnen geven. Het arbeidsauditoraat vraagt de kinderbijslaginstelling dan ook benevens haar standpunt omtrent de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek, het administratief dossier neer te leggen.
De kinderbijslaginstelling
beantwoordt zelf de vraag van het arbeidsauditoraat omtrent de ontvankelijkheid van het verzoekschrift. Omtrent de gegrondheid ervan verwijst het naar de beslissing van de geneesheer van de FOD. Het administratief dossier wordt toegezonden aan het arbeidsauditoraat. Hierbij wordt gemeld dat het medisch-sociaal dossier rechtstreeks door de FOD zal worden bezorgd.
De FOD wordt onverwijld in kennis gesteld van het verzoekschrift en wordt gevraagd om het medisch-sociaal dossier aan het auditoraat toe te zenden.
De FOD
stuurt het medisch-sociaal dossier rechtstreeks aan het auditoraat met vermelding van de naam van de geneesheer die het dossier volgt.
De FOD bezorgt een kopie van het medisch-sociaal dossier aan de kinderbijslaginstelling waarbij melding wordt gemaakt van de naam van de geneesheer, titularis van het dossier. Dit dient te gebeuren onder gesloten omslag met de duidelijke vermelding 'MEDISCH GEHEIM'.De geneesheer, titularis van het dossier, ontvangt eveneens de nodige kopieën van het medisch-sociaal dossier.
Het gebeurt evenwel dat gezinnen de FOD in hun verzoekschrift als tegenpartij aanduiden wanneer zij een beslissing aanvechten van een kinderbijslaginstelling die gestoeld is op de vaststelling van de graad van ongeschiktheid of het aantal punten toegekend op basis van de medisch-sociale schaal.
Daar de beslissing over het recht op kinderbijslag genomen wordt door de kinderbijslaginstelling, kan logischerwijze alleen deze laatste als tegenpartij worden gedagvaard.
In de gevallen dat gezinnen de FOD toch als tegenpartij in hun verzoekschrift zouden opnemen, dienen de vorderingen tegen de FOD door de arbeidsgerechten onontvankelijk te worden verklaard.
In voorkomend geval zal de FOD het betrokken auditoraat telkens schriftelijk van dit standpunt op de hoogte brengen in het begeleidend schrijven bij de kopieën van het medisch-sociaal dossier.
De kinderbijslaginstelling moet zich in voorliggende materie, zonder uitzondering, laten vertegenwoordigen door een advocaat of desgevallend door haar afgevaardigde beheerder.
De kinderbijslaginstelling bezorgt zowel het administratief als het medisch-sociaal dossier aan de eventueel aangestelde advocaat zodat hij het kan meedelen aan de tegenpartij en neerleggen op het arbeidsgerecht.
Teneinde interpretatiemoeilijkheden over de draagwijdte van het eindvonnis zoveel mogelijk te vermijden zal de advocaat het arbeidsgerecht wijzen op de noodzaak uitspraak te doen over alle elementen van het recht op de bijkomende kinderbijslag. Dit moet gebeuren bij de start van de procedure gezien het belang ervan op het uitschrijven van de opdracht van de aangestelde medisch deskundige.
De aandacht van het arbeidsgerecht dient volgens de voorliggende situatie te worden gevestigd op volgende punten:
- Het percentage van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid dient te worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, § 1, van koninklijk besluit van 3 mei 1991 op basis van de ?Officiële Belgische Schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit?, en/of aan de hand van de lijst van aandoeningen gevoegd bij dit koninklijk besluit. Het vonnis moet eveneens de graad van zelfredzaamheid bepalen;
- Kinderen die geboren zijn na 1 januari 1996, dienen onderzocht in het licht van de regeling uitgewerkt in het koninklijk besluit van 28 maart 2003 en van artikel 88 van de programmawet van 24 december 2002;
- Indien de deskundige zou vaststellen dat de ongeschiktheid of de gevolgen van de aandoening van het betrokken kind recht geven op bijkomende kinderbijslag, moet hij de datum bepalen vanaf wanneer deze ongeschiktheid of gevolgen van de aandoening bestaan, wanneer ze een einde nemen en/of wanneer deze moeten worden herzien;
- Er dient in voorkomend geval te worden gewezen op het feit dat een dubbele evaluatie moet worden uitgevoerd, enerzijds conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 en anderzijds conform het koninklijk besluit van 28 maart 2003.
Fase 2 - het tussenvonnis
Tenzij de vordering onontvankelijk is of manifest ongegrond, stelt het arbeidsgerecht een medisch deskundige aan met de vraag een advies te verstrekken omtrent de medisch-sociale aspecten van het dossier.
De kinderbijslaginstelling en haar eventuele advocaat ontvangen, via gerechtsbrief, een kopie van dit tussenvonnis.
De kinderbijslaginstelling
stelt de deskundige onverwijld in werking, tenzij hoger beroep moet worden aangetekend tegen de aanstelling van de deskundige zelf.
Hoewel dit in het kader van een gerechtelijke procedure toekomt aan de partij die er het meeste belang bij heeft, is het zowel vanuit sociaal als procedureel economisch oogpunt aangewezen dat de kinderbijslaginstelling terzake het initiatief neemt.
Benevens een kopie van het vonnis bezorgt de kinderbijslaginstelling de deskundige de tekst van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de tarieven met betrekking tot de staat van erelonen en kosten en het formulier dat werd uitgewerkt om de aangifte ervan te standaardiseren (zie CO 1347 van 23 januari 2004). De kinderbijslaginstelling vermeldt tevens de naam en de contactgegevens van de geneesheer van de FOD die het dossier opvolgt met de vraag hem van de verschillende stappen van het onderzoek in kennis te stellen.
Tot slot bezorgt de kinderbijslaginstelling een kopie van het tussenvonnis en een kopie van het schrijven aan de deskundige aan de FOD en de door hem aangestelde geneesheer.
Fase 3 - de medisch-sociale expertise
De medisch-sociale expertise verloopt in twee stappen. Na het onderzoek waarop de verschillende partijen worden uitgenodigd en waar de door de FOD aangestelde geneesheer in principe kan aanwezig zijn, maakt de deskundige een voorlopig verslag op, waarop de partijen hun opmerkingen kunnen geven. De deskundige stelt daarna zijn definitief verslag op, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen, dat hij aan het arbeidsgerecht meedeelt. Omdat blijkt dat niet alle deskundigen op dezelfde manier te werk gaan is het noodzakelijk dat de kinderbijslaginstelling, haar eventuele advocaat en de FOD mekaar systematisch op de hoogte houden van de stand van het onderzoek telkens zij door de deskundige worden gecontacteerd.
De kinderbijslaginstelling
stuurt de door de FOD aangewezen geneesheer een kopie van de uitnodiging voor de zitting waarop het onderzoek zal plaats vinden.
De aangestelde deskundige zendt na zijn onderzoek een kopie van zijn voorlopig verslag aan de verschillende partijen en hun raadslieden, advocaten en adviserende geneesheren.
Ook al wordt de door het arbeidsgerecht aangestelde deskundige geacht zijn voorlopig verslag aan de geneesheer van de FOD over te maken, toch dient de kinderbijslaginstelling deze geneesheer een kopie van het voorlopig verslag te bezorgen.
De door de FOD aangestelde geneesheer
bezorgt de deskundige en de kinderbijslaginstelling zijn bemerkingen op het voorlopig verslag. Ook ingeval hij er geen heeft stelt hij hiervan zowel de deskundige als de kinderbijslaginstelling in kennis.
De kinderbijslaginstelling
volgt dezelfde procedure met betrekking tot het definitief verslag.
De FOD
stelt de kinderbijslaginstelling in kennis van zijn standpunt over het definitief verslag nu de door hem aangewezen geneesheer zijn dossier ondertussen aan de diensten in Brussel zal hebben overgemaakt.
Wanneer de FOD niet akkoord gaat met de conclusie van de deskundige deelt hij zijn argumentatie mee aan de kinderbijslaginstelling die hiervan haar eventuele advocaat in kennis stelt. De aangebrachte opmerkingen worden dan door deze laatste uitgewerkt in zijn "conclusies na deskundig onderzoek".
* In uitzonderlijke gevallen vindt het arbeidsgerecht het advies van de deskundige onvoldoende en wordt een aanvullend advies gevraagd aan dezelfde of een andere medisch deskundige. In dit geval wordt alle briefwisseling terzake gevoerd met de FOD zelf.
Ook in deze fase 3 dient de mededeling van de medisch-sociale gegevens door de FOD aan de kinderbijslaginstelling te gebeuren onder gesloten omslag met de duidelijke vermelding "MEDISCH GEHEIM"
Fase 4 - het definitief vonnis
Wanneer het arbeidsgerecht het advies van de deskundige onderschrijft, worden de conclusies ervan opgenomen in een vonnis. Afhankelijk van de initiële vordering spreekt het arbeidsgerecht zich ook uit over het recht op de bijkomende kinderbijslag, de ingangsdatum van het recht en het al dan niet verschuldigd zijn van intresten.
Met betrekking tot een eventueel beroep tegen een vonnis dat de medisch-sociale beslissing van de FOD volledig of gedeeltelijk vernietigt, dienen, wat het medisch-sociale aspect van de beslissing van het arbeidsgerecht betreft, volgende richtlijnen in acht genomen te worden.
Wanneer de FOD akkoord ging met het definitief verslag van de deskundige én dit door het arbeidsgerecht wordt overgenomen, kan de kinderbijslaginstelling er zonder meer van uitgaan dat er GEEN hoger beroep dient aangetekend tegen het vonnis.
Wanneer de FOD niet akkoord ging met het definitief verslag van de deskundige vraagt de
kinderbijslaginstelling
aan de FOD of tegen het voorliggend vonnis hoger beroep moet ingesteld worden.
Deze vraag moet gesteld worden:
- uiterlijk binnen de 3 werkdagen na de kennisneming van het vonnis
- per fax nr. 02/ 509 85 94
- met de uitdrukkelijke vermelding van:
a) de datum waarop de beroepstermijn verstrijkt,
b) en de vraag om ontvangstmelding.
De FOD
zal de kinderbijslaginstelling onmiddellijk, per fax of per e-mail, de ontvangst van het vonnis melden.
De FOD verbindt er zich toe zo spoedig mogelijk en uiterlijk 7 werkdagen vóór het verstrijken van de beroepstermijn, de kinderbijslaginstelling te laten weten of er, op medisch-sociaal vlak, beroep dient aangetekend te worden tegen het toegezonden vonnis. De FOD vermeldt meteen de medisch-sociale gronden waarop het hoger beroep moet worden gesteund.
De gezinnen die voor een kind met een handicap aanspraak maken op een bijkomende bijslag moeten kunnen rekenen op de volstrekte medewerking van de FOD en de kinderbijslaginstellingen. Er heeft niemand belang bij een nodeloos lang aanslepende gerechtelijke procedure, zij het maar omdat door het arbeidsgerecht intresten kunnen worden toegekend op de gevorderde bedragen.
Ik vraag dan ook dat de bovenvermelde richtlijnen strikt worden nageleefd.
Deze omzendbrief vervangt de ministeriële omzendbrief nr. 532 van 21 januari 1994 en treedt onmiddellijk in werking.
IN 'T KORT
- Beroepen voor arbeidsgerechten in het raam van de bijkomende kinderbijslag voor kinderen met een handicap;
- Duidelijke taakverdeling tussen:
- de kinderbijslaginstellingen
- en de FOD Sociale Zekerheid
Ik verzoek u deze omzendbrief ter kennis te brengen van uw uitvoeringsdiensten en desgevallend mee te delen aan de openbare instellingen, die onder uw voogdij staan en zelf de kinderbijslag uitbetalen aan hun personeel.