Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de volgende organismen:
1° Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;
2° Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
3° Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
4° Rijksdienst voor sociale zekerheid;
5° Rijksdienst voor pensioenen;
6° Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;
7° Rijksdienst voor sociale zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke overheidsdiensten;
8° Fonds voor arbeidsongevallen;
9° Fonds voor beroepsziekten;
10° (...);
11° Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
12° (...);
13° Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
14° Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
15° Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden;
16° Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen;
17° Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
18° Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS;
19° Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
20° (...);
21° Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der ondernemingen voor binnenscheepvaart;
22° Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders gebezigd door ladings- en lossingsondernemingen en door de stuwadoors in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations;
23° Instituut voor de Nationale Rekeningen;
24° Nationale Kas voor Rampenschade;
25° Nationale Kas voor Oorlogspensioenen;
26° Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
27° Pool van de zeelieden ter koopvaardij;
28° Nationale Dienst voor Congressen;
29° Fonds voor Scheepsjongens;
30° (...);
31° Belgische interventie- en restitutiebureau;
32° Raad van State;
33° Nationaal Instituut voor de Statistiek;
34° Nationale Arbeidsraad;
35° Hoge Raad voor de Middenstand en Kamers van Ambachten en Neringen;
36° Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
37° Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België (5 tweetalige nationale commissies);
38° Koninklijke Academie voor overzeese wetenschappen;
39° Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel (bibliotheek);
40° Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gembloers;
41° Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gent;
42° Rijksstations voor Landbouwkundig Onderzoek te Gembloers;
43° Rijksstations voor Landbouwkundig Onderzoek te Gent;
44° Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie; 45° (...);
46° (...);
47° Nationale plantentuin van België;
48° (...);
49° Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis;
50° Centrum voor Landbouweconomie;
51° (...);
52° (...);
53° Regie der gebouwen;
54° Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
55° Nationaal Onderzoeksinstituut voor arbeidsomstandigheden;
56° Federaal Planbureau;
57° Interuniversitair Instituut voor kernwetenschappen;
58° Selor;
59° Nationaal Geografisch Instituut;
60° Federaal Agentschap voor de nucleaire controle;
61° Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
62° Belgische dienst voor de buitenlandse handel;
63° Nationaal orkest van België;
64° Paleis voor schone kunsten;
65° Koninklijke muntschouwburg;
66° (...);
67° (...);
68° (...);
69° (...);
70° Controledienst voor de ziekenfondsen en de nationale lansbonden van ziekenfondsen;
71° Federale Voorlichtingsdienst;
72° Studiecentrum voor Kernenergie;
73° Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut;
74° Amortisatiekas;
75° (...);
76° Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening;
77° Nationaal gedenkteken van het Fort van Breendonk;
78° Nationale Stichting voor de Financiering van het Wetenschappelijk onderzoek;
79° (...);
80° Koninklijk Gesticht van Mesen;
81° (...);
82° Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;
83° Koninklijk Filmarchief van België;
84° Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid - Louis Pasteur;
85° (...);
86° Groepering Natuur (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en Koninklijk Museum voor Midden-Afrika);
87° Groepering Musea (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België));
88° Groepering " Patrimonium " (Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium);
89° Groepering Documentatie (Koninklijke Bibliotheek van België en Algemeen Rijksarchief);
90° Groepering Ruimte (Koninklijke Sterrenwacht van België, Koninklijk Meteorologisch Instituut van België en Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie);
91° hypotheekbewaarders.
92° Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie;
93° Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij;
94° Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
95° Belgisch telematicaonderzoeksnetwerk (BELNET);
96° N.V. CREDIBE;
97° Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting (ALESH);
98° N.V. SOPIMA;
99° N.V. Federale Participatiemaatschappij;
100° Zilverfonds;
101° Militair hospitaal;
102° Pool der parastatalen;
103° Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten;
104° Overleg- en Controlecomité voor de Petroleum;
105° Nationaal comité voor de energie;
106° Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas;
107° Muntfonds;
108° Deposito- en Consignatiekas;
109° Restaurants en refters (Financiën, Justitie, Buitenlandse zaken, Economische zaken, Landsverdediging);
110° Stichting Helena et Isabelle Goldtschalck (behalve gesticht voor oude zeelieden te Oostende);
111° Nationale Delcrederedienst (verrichtingen voor rekening van de Staat);
112° Dienst voor wetenschappelijke en technische informatie;
113° Hoge Raad voor Financiën;
114° Hoge Raad voor Werkgelegenheid;
115° Hoge Raad voor de Justitie;
116° Koninklijke Militaire School;
117° Burgerlijke rechtbanken;
118° Militaire rechtbanken;
119° Krijgsmacht;
120° Federale politie;
121° Ministeries (federale openbare diensten), inbegrepen de diensten van het Belgisch Staatsblad.)
Art. 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op voordracht van de Minister van Financiën en, indien het geval zich voordoet, van de betrokken voogdijminister, de lijst van artikel 1 wijzigen door instellingen van publiek- of privaatrecht hieraan toe te voegen die, voor de toepassing van de Verordening van de Europese Gemeenschap nr. 3605/93 van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, deel uitmaken van de overheden in de zin van het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER) of de entiteiten die niet meer aan deze voorwaarde zouden voldoen eruit te verwijderen.
Wanneer het gaat om een sociale zekerheidsinstelling van privaatrecht, zal, alvorens die instelling wordt toegevoegd aan de lijst vermeld in artikel 1, de Nationale Arbeidsraad worden geconsulteerd.
Art. 3. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen inzake het globaal beheer van de sociale zekerheid der loontrekkenden, ingevoerd door artikel 1 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, en aan de bepalingen inzake het globaal beheer van de sociale zekerheid voor zelfstandigen, ingevoerd door artikel 23 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, moeten de beschikbare gelden op middellange en lange termijn van deze organismen belegd worden in financiële instrumenten uitgegeven door de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.
De beschikbare gelden op korte termijn worden op een thesaurierekening geplaatst die bij de Schatkist is geopend.
De beschikbare gelden op zicht worden geplaatst op een rekening van de Schatkist bij het Bestuur der Postcheques.
Art. 4. De in artikel 1 bedoelde organismen maken aan de minister van wie ze afhangen en aan de Minister van Financiën volledige inlichtingen over betreffende :
1° de leningen van alle aard die ze aangaan;
2° het beleggen van hun tegoeden en hun beschikbare gelden.
Deze inlichtingen worden verschaft volgens de modaliteiten die vastgesteld worden door de Minister van wie het organisme afhangt en de Minister van Financiën.
Art. 5. In functie van de specifieke behoeften van een in artikel 1 bedoelde instelling, kan de Minister van Financiën, met akkoord van de Minister onder wiens bevoegdheid de instelling valt, andere modaliteiten bepalen voor de plaatsing en de belegging van haar beschikbare gelden en het minimumbedrag van de beschikbare gelden vaststellen vanaf hetwelk de bepalingen bedoeld in artikel 3 van toepassing zijn.
Art. 6. Artikel 12, § 2, alinea's 2, 3 en 4, en § 3 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en het koninklijk besluit van 21 januari 1955 houdende de lijst der openbare fondsen, andere dan de door de Staat uitgegeven of gewaarborgde effecten, welke mogen aangekocht worden door de organismen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zijn niet meer van toepassing wat betreft de instellingen bedoeld in artikel 1.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.