TabsTekst § 1. De terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde gewaarborgde gezinsbijslag kan niet geëist worden na verloop van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied. Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door het eisen van het onverschuldigd uitbetaalde, door middel van een ter post aangetekend aan de schuldenaar betekend schrijven. In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn op vijf jaar gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. Die termijn gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde. § 2. De Rijksdienst kan afzien van de terugvordering van de onrechtmatig betaalde bijslag indien: 1° de terugvordering om sociale redenen niet aangewezen is of technisch onmogelijk is; 2° de terugvordering al te onzeker of te bezwarend blijkt, in verhouding tot het bedrag van de in te vorderen sommen. Wet in extenso Historiek De programmawet van 28.06.2013, art. 57 (BS 01.07.2013),van kracht vanaf 01.01.2014, heeft in het artikel 9, § 1, het derde lid vervangen door: "In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn op vijf jaar gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. Die termijn gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde." MetadataDatum van inwerkingtreding: 01/01/2014Datum van afkondiging: 28/06/2013Datum van publicatie: 01/07/2013Sleutelwoorden: FOUTBEDROGONVERSCHULDIGDE BETALINGVERJARINGGEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAGAFZIEN VAN TERUGVORDERING