§ 1. De krachtens artikel 19 erkende vrije kinderbijslagfondsen en de bij artikel 31 bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen, zijn verplicht een reservefonds tot stand te brengen.
§2. Het reservefonds wordt gestijfd met:
a) het vermogen van het reservefonds van het kinderbijslagfonds op 30 juni 2014;
b) 1° wat de vrije, krachtens artikel 19 erkende kinderbijslagfondsen betreft: het deel van de toelage bedoeld bij artikel 94, § 2, a), dat door de Koning aan het reservefonds wordt toegewezen;
2° wat de bijzondere kinderbijslagfondsen waarvan sprake in artikel 31 betreft: een jaarlijkse storting door FAMIFED, ten belope van 0,15 per duizend van de gezinsbijslag betaald door het kinderbijslagfonds in de loop van het dienstjaar en van 1,5 % van het bedrag van de ten onrechte uitbetaalde gezinsbijslag die werd teruggeïnd;
c) de intresten opgebracht door de sommen van dit reservefonds en van het thesauriefonds bedoeld in artikel 93;
d) de schenkingen en legaten die aan het kinderbijslagfonds zouden worden toegekend;
e) de opbrengst van de geldboeten, bijdragenverhogingen en verwijlintresten bedoeld in het artikel 24, zevende lid;
f) [Opgeheven vanaf 01.01.2015 - Wet van 04.04.2014 (BS 05.05.2014)]
g) het deel van de overschotten van de beheersrekening dat eventueel wordt overgedragen overeenkomstig het derde lid van artikel 94, § 3.
h) de overdrachten bedoeld in artikel 94, § 7, 6°;
i) het deel van de toelage bedoeld in artikel 2, eerste lid, 7°, i), van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen.
§3. Het vermogen van het reservefonds van het kinderbijslagfonds mag op 31 december van het dienstjaar niet hoger zijn dan 1,5 % van het bedrag van de gezinsbijslag in de loop van datzelfde dienstjaar door het kinderbijslagfonds betaald.
Indien die grens wordt overschreden, wordt het overschot aan FAMIFED gestort in de loop van het eerste semester van het volgende dienstjaar. Het kinderbijslagfonds dat zijn overschot niet tijdig heeft doorgestort, is van rechtswege de wettelijke intrest verschuldigd.
De Koning kan, op voorstel van het Beheerscomité van FAMIFED, het percentage waarvan sprake in deze paragraaf wijzigen.
§4. Het reservefonds wordt aangewend:
1° tot voorlopige dekking van de ten onrechte betaalde gezinsbijslag die teruggevorderd wordt;
2° tot definitieve dekking van de ten onrechte betaalde gezinsbijslag die niet kan teruggevorderd worden wegens de verjaring bedoeld in artikel 120bis of op grond van artikel 17 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde;
3° [Opgeheven vanaf 01.01.2014, programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013)];
4° [Opgeheven vanaf 01.01.2014, programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013)];
5° [Opgeheven vanaf 01.01.2014, programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013)];
6° tot definitieve dekking van de verliezen die veroorzaakt zijn door in gebreke gebleven aangesloten werkgevers en rechthebbenden;
7° als voorschot om bij te dragen in de betaling op de vervaldag van de gezinsbijslag zonder te wachten tot FAMIFED de storting doet van de gelden bedoeld in artikel 108, eerste lid, 1°;
8° tot definitieve dekking van de verliezen die veroorzaakt zijn door elke andere oorzaak, mits het voorafgaand akkoord van het beheerscomité van FAMIFED;
9° tot aanzuivering van de vereffeningskosten van het kinderbijslagfonds, na uitputting van de administratieve reserve waarvan sprake in artikel 94.
§5. De middelen van het reservefonds kunnen in geen geval worden aangewend tot dekking van administratiekosten, noch tot financiering van de roerende en onroerende investeringen die noodzakelijk zijn voor de goede werking van het kinderbijslagfonds, met uitzondering van de financieringen die voor 1 januari 1999 door het Beheerscomité van FAMIFED werden goedgekeurd.