TabsTekst De terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen kan niet geëist worden na verloop van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied. Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door het eisen van het onverschuldigd uitbetaalde, door middel van een ter post aangetekend aan de schuldenaar betekend schrijven. In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn op vijf jaar gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. Die termijn gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde. Historiek De programmawet van 28.06.2013, art. 49 (B.S. 01.07.2013), van kracht vanaf 01.01.2014, heeft in artikel 120bis het derde lid vervangen als volgt: "In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn op vijf jaar gebracht als de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. Die termijn gaat in op de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde." Referenties 12 april 1984 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de verplichting om elke wijziging die de toekenning of de betaling van de gezinsbijslag in de kinderbijslagregeling voor werknemers kan beïnvloeden, mede te delen (BS 19.4.1984) MO 432 van 22 augustus 1984 - Terugvordering door inhouding van ingevolge nalatigheid of verzuim ten onrechte verkregen gezinsbijslag (uittreksel) CO 832 van 22 mei 1968 - Toepassing van de koninklijke besluiten nr. 7 van 18 april 1967, nr. 30 van 29 juni 1967 en nr. 68 van 10 november 1967 (uittreksels) CO 904 van 20 oktober 1971 - Wijzigingen door het Gerechtelijk Wetboek aangebracht in de gecoördineerde wetten (uittreksels) CO 911 van 7 april 1972 - Nieuwe uitzondering op de onvatbaarheid voor beslag van de gezinsbijslag, ingevoerd bij artikel 14 van de wet van 9 juli 1971 houdende wijziging van de wet van 2 april 1965 tot wijziging van de wet van 27 november 1981 op de openbare onderstand CO 944 van 27 september 1973 - Terugvordering van de door het bijzonder kind erbijslagfonds voor de gemeenten ten onrechte uitbetaalde buitenwettelijke kinderbijslag - Terugvordering van de boeten CO 993 van 26 februari 1975 - Ten onrechte betaalde prestaties - Begrip gerechtigden of hun rechthebbenden CO 1083 van 22 september 1980 - Verordening 1408/71, E.G. - Artikelen 84, § 2, 84, § 3 - Verordening 574/72, E.G. - Artikel 110 - CO 1022 van 13 mei 1976. Terugvordering van kinderbijslag onverschuldigd betaald aan gezinnen die in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verblijven CO 1308 van 20 juni 1997 - Terugvordering van ten onrechte verkregen bijslagen - Artikel 24, S.W.K.L. - Wijziging van artikel 1410, §4 van het Gerechtelijk Wetboek CO 1314 van 17 april 1998 - Toepassing van het Handvest van de sociaal verzekerde (uittreksels) CO 1315 van 10 april 1998 - Wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen en wet van 22 februari 1998 houdende sommige sociale bepalingen (uittreksels) CO 1360 van 1 augustus 2006 - Programmawet van 20 juli 2006 - Onverschuldigde betalingen: nieuwe verjaringstermijnen CO 1393 van 19 september 2013 - Programmawet van 28 juni 2013 CO 1402 van 26 februari 2015 - Terugvordering van onverschuldigde betalingen - Administratieve fout en goede trouw van de debiteur MetadataDatum van inwerkingtreding: 01/01/2014Datum van afkondiging: 28/06/2013Datum van publicatie: 01/07/2013Sleutelwoorden: BEDROGONVERSCHULDIGDE BETALINGONVERSCHULDIGDE BETALING \ TERUGVORDERINGVERJARINGSTERMIJNVERJARING \ STUITING