Voorwaarden
- De rechthebbende heeft een overeenkomst voor beroepsopleiding in een onderneming afgesloten, die valt onder:
- het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding,
- het Decreet van de Waalse Gewestraad van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien,
- het besluit van 12 juni 1985 van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen.
- Er is geen ander recht voor de rechtgevende kinderen, niet voor de rechthebbende met een overeenkomst voor een beroepsopleiding in een onderneming en niet voor een andere werknemer of zelfstandige.
- Er is een band tussen de rechthebbende en de rechtgevende kinderen zoals vastgelegd in de wet.
Controlemiddelen
- Raadplegen van het RNP (om de band tussen de rechthebbende, de rechtgevende kinderen, de bijslagtrekkende etc. te bepalen)
- Raadplegen van de prestatiegegevensbanken van Trivia, RIP met vermelding IBO, DmfA , flux werkloosheid, flux ziekte, ARZA etc. om te bepalen of een overeenkomst voor een beroepsopleiding in een onderneming werd afgesloten en of er geen ander recht is (aangezien het recht op basis van de overeenkomst voor een beroepsopleiding in een onderneming residuair is)
- Kopie van de overeenkomst voor een beroepsopleiding in een onderneming
Indien de voorwaarden niet vervuld zijn
De persoon kan geen rechthebbende zijn op basis van artikel 56duodecies AKBW.
Er moet onderzocht worden of er geen socioprofessionele situatie is op basis waarvan een recht verkregen kan worden door die persoon of een andere potentiële rechthebbende. Zo niet, moet de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag van FAMIFED gevraagd worden om het geval te onderzoeken.
Aandachtspunten
- Enkel FAMIFED is bevoegd om de kinderbijslag op basis van art. 56duodecies AKBW toe te kennen.
- Het gaat om een residuair recht. Er mag dus geen ander recht zijn voor een werknemer of een zelfstandige.
Uitzondering:het wezenrecht dat verkregen wordt via het overlijden van de rechthebbende met een overeenkomst voor een beroepsopleiding in een onderneming is een voorrangsrecht.
- Als een recht is vastgesteld voor het rechtgevend kind in een andere regeling, wordt de maandelijkse gezinsbijslag voor dat kind verminderd met het bedrag dat in die regeling voor dat kind toegekend zou kunnen worden.
- Wanneer verschillende rechthebbenden een residuair recht hebben voor hetzelfde kind op basis van de AKBW, wordt het recht op kinderbijslag bij voorrang vastgesteld voor de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of de oudste van de andere rechthebbenden.
- Als een recht verkregen wordt op basis van een overeenkomst voor een beroepsopleiding na een recht op gewaarborgde gezinsbijslag, kunnen de gelijkstellingsregels die van toepassing zijn op werklozen niet toegepast worden aangezien een dergelijke overeenkomst ondertekenen niet gelijkgesteld wordt aan opnieuw een beroepsactiviteit als werknemer uitoefenen. Enkel de gewone schaal kan worden toegekend.
- De situatie blijft behouden tot de overeenkomst beëindigd wordt tenzij een RIP -out of andere informatie wordt ontvangen.