Een wettelijk bepaalde band
Om een recht op kinderbijslag te kunnen krijgen voor een bepaald kind - met andere woorden om rechthebbende te kunnen zijn - moet iemand niet alleen werken of zich in een gelijkgestelde situatie of een toekenningssituatie bevinden, maar moet hij ook een door de wet bepaalde band met het kind hebben: bloedverwantschap, aanverwantschap of een andere band.
Omdat de wet vele mogelijkheden voorziet, komt het maar zelden voor dat een kind geen recht heeft op kinderbijslag uit hoofde van een persoon van wie de socioprofessionele situatie een recht mogelijk maakt.
De eigen kinderen van de rechthebbende, die van zijn/haar (huwelijks)partner of de gemeenschappelijke kinderen van de (huwelijks)partners
Geen beperking.
De door de rechthebbende of zijn/haar (huwelijks)partner geadopteerde kinderen of de kinderen van wie de rechthebbende of zijn/haar (huwelijks)partner pleegvoogd is.
Het recht ontstaat op de datum vanaf wanneer het kind tot het gezin van de rechthebbende behoort en is blijven behoren vóór de adoptie of de pleegvoogdij.
De kleinkinderen, achterkleinkinderen, neven en nichten van de rechthebbende of die van zijn/haar (huwelijks)partner, van zijn/haar ex-(huwelijks)partner of van de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt, en ook die van de persoon met wie de rechthebbende wettelijk samenwoont of samenwoonde maar geen gezin meer vormt.
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Een rechthebbende kan ook recht verkrijgen voor zijn/haar kleinkinderen en achterkleinkinderen of voor die van zijn/haar (huwelijks)partner of van de persoon met wie hij/zij een feitelijk gezin vormt of wettelijk samenwoont en die niet tot zijn/haar gezin behoren, op voorwaarde dat ze vroeger tot zijn/haar gezin behoord hebben en:
- in een instelling geplaatst zijn via of ten laste van een overheidsinstantie;
- of uitsluitend of hoofdzakelijk op zijn/haar kosten opgevoed worden in een onderwijs-, opvoedings- of verpleeginstelling of bij een particulier.
Uitzondering: deze band kan geen basis zijn voor een recht uit hoofde van een student, een jongere met een leercontract, een werkzoekende of een ander rechtgevend kind.
De (half)broers of (half)zusters van de rechthebbende die tot het gezin behoren
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Beperking: er is geen recht als een familielid in hetzelfde gezin recht heeft op kinderbijslag op basis van andere Belgische of buitenlandse wettelijke of reglementaire bepalingen of op basis van bepalingen van toepassing voor het personeel van instellingen naar internationaal recht, tenzij de rechthebbende op basis van die bepalingen een (half)broer of een (half)zuster is.
Uitzondering: deze band kan geen basis zijn voor een recht uit hoofde van een student, een jongere met een leercontract, een werkzoekende of een ander rechtgevend kind, en ook niet van een persoon met een handicap.
De (half)broers of (half)zusters van de rechthebbende die niet tot het gezin behoren
Beperking: er is geen recht als een andere persoon een ander recht heeft op kinderbijslag in gelijk welke andere Belgische of buitenlandse regeling of op basis van bepalingen van toepassing voor het personeel van instellingen naar internationaal publiek recht.
Uitzondering: deze band kan geen basis zijn voor een recht uit hoofde van een student, een jongere met een leercontract, een werkzoekende of een ander rechtgevend kind, en ook niet van een persoon met een handicap.
De kinderen van de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt, de door die persoon geadopteerde kinderen of de kinderen van wie hij/zij pleegvoogd is, de kinderen van de ex-(huwelijks)partner, de door de ex-(huwelijks)partner geadopteerde kinderen of de kinderen van wie de ex-(huwelijks)partner pleegvoogd is
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Er is ook recht als die kinderen in een instelling geplaatst zijn, op voorwaarde dat ze vóór de plaatsing tot zijn gezin behoorden.
De kinderen van de persoon met wie de rechthebbende wettelijk samenwoont of samenwoonde maar geen feitelijk gezin meer vormt en ook de door die persoon geadopteerde kinderen of de kinderen van wie hij/zij pleegvoogd is
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Er is ook recht als die kinderen in een instelling geplaatst zijn, op voorwaarde dat ze vóór de plaatsing tot zijn gezin behoorden.
De niet tot het gezin van de rechthebbende behorende kinderen van de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt en wettelijk samenwoont
Geen beperking.
De niet tot het gezin van de rechthebbende behorende kinderen die geadopteerd zijn door de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt en wettelijk samenwoont of van wie die persoon pleegvoogd is
Geen beperking.
De kinderen die aan de rechthebbende, zijn/haar (huwelijks)partner of de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt, toevertrouwd zijn door een rechterlijke beslissing over de materiële bewaring of een plaatsing door bemiddeling of ten laste van een overheidsinstantie
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Uitzondering: deze band kan geen basis zijn voor een recht uit hoofde van een student, een jongere met een leercontract, een werkzoekende of een ander rechtgevend kind.
De kinderen over wie de rechthebbende, zijn/haar (huwelijks)partner of de persoon met wie de rechthebbende een feitelijk gezin vormt, het ouderlijke gezag kreeg toegewezen door een vonnis van de jeugdrechtbank
Voorwaarde: die kinderen moeten tot het gezin van de rechthebbende behoren.
Uitzondering: deze band kan geen basis zijn voor een recht uit hoofde van een student, een jongere met een leercontract, een werkzoekende of een ander rechtgevend kind.