Voorwaarden
1. De rechthebbende is hetzij:
- een leerplichtige student (dat wil zeggen tot 31 augustus van het jaar waarin hij 18 wordt).
- een min-25-jarige student met een leerovereenkomst
- een min-25-jarige met een leerovereenkomst zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst (industrieel leerlingwezen)
- een min-25-jarige student die niet langer leerplichtig is, geldig is ingeschreven in een onderwijsinstelling of een opleiding bedrijfsleider of een erkende opleiding (alternerend leren met een industriële leerovereenkomst bijvoorbeeld) volgt.
- een min-25-jarige student die aan zijn eindverhandeling hoger onderwijs werkt.
- een min-25-jarige werkzoekende in beroepsinschakelingstijd, wat een inschrijving in een gewestelijke arbeidsdienst veronderstelt (Actiris voor het Brusselse Gewest, FOREM voor het Waalse Gewest of VDAB voor het Vlaamse Gewest).
2. De rechthebbende verblijft daadwerkelijk in België.
3. De rechthebbende student, leerjongen of werkzoekende in beroepsinschakelingstijd is de (adoptie)ouder van het kind, de echtgenoot van de (adoptie)ouder van het kind, of de echtgenoot van de (adoptie)ouder van het kind.
4. Het kind maakt altijd daadwerkelijk deel uit van het gezin van de rechthebbende.
Controlemiddelen
1. Raadpleging van het RNP om de aanwezigheid van het kind in het gezin van de potentiële rechthebbende vast te stellen.
2. Raadpleging van de databanken van de Triva (DmfA, RIP, RGTI).
3. Jaarlijks formulier voor het toezicht op de schoolplicht P7, P9 of P9bis.
Indien de voorwaarden niet vervuld zijn
De persoon kan niet langer rechthebbende zijn.
Er moet worden nagegaan of hij of een andere potentiële rechthebbende zich niet in een socio-professionele toestand bevindt waardoor er een recht kan ontstaan op grond van de Algemene Kinderbijslagwet. Bij gebrek daaraan moet men de dienst Gewaarborgde gezinsbijslag verzoeken om dat te onderzoeken.
Aandachtspunten
Wanneer de jongere 25 jaar wordt en de hoedanigheid van student blijft behouden en indien er voor het rechtgevend kind geen enkel ander recht op kinderbijslag kan ontstaan, met inbegrip van het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag, moet de FOD Sociale Zekerheid om een afwijking worden verzocht.