Artikel 52 uit Kinderbijslagwet werknemers
De volgende onderrichtingen hebben betrekking op de rechten van de buitenlands opgevoede kinderen.
A. Indien een internationale overeenkomst, een collectieve of een individuele afwijking geen enkele beperking inhoudt, betreffende de verschuldigde Belgische kinderbijslag, moeten de kinderbijslag (artikelen 40, (...), 50bis of 50ter), de leeftijdsbijslag (artikel 44) en de bijkomende bijslag voor minder-valide kinderen (artikel 47) worden toegekend.
B. (...)
C. Indien in een internationale overeenkomst of in een collectieve of een individuele afwijking wordt bepaald dat het bedrag van de kinderbijslag wordt berekend tegen de op 1 oktober 1959 geldende bedragen van de gewone algemene schaal, zoals zij sedertdien werden verhoogd wegens de stijging van het indexcijfer, met uitzondering van iedere verhoogde of bijzondere bijslag, moeten de gewone kinderbijslag (artikel 40 (...)) en de leeftijdsbijslag (artikel 44), eveneens worden verleend, in de mate dat zij op voormelde datum toegekend werden; de bijkomende bijslag voor mindervalide kinderen (artikel 47) wordt in geen geval toegekend.
D. Indien in een internationale overeenkomst, een collectieve of een individuele afwijking wordt bepaald dat de kinderbijslag wordt verleend tegen de bedragen van de gewone algemene schaal (artikel 40 (...)) met uitsluiting van elke speciale of verhoogde (kinder)bijslag welke uit de Belgische wetgeving voortvloeit, is alleen de kinderbijslag (artikel 40 (...)) eventueel verhoogd met de leeftijdsbijslag (artikel 47) verschuldigd.
A rtikel 56ter uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
VII. Artikel 56ter (artikel 10).
Dit artikel behelst een afwijking van het territorialiteitsprincipe volgens hetwelk geen recht op kinderbijslag bestaat, indien de arbeidsongeschiktheid of het overlijden voorkomt tijdens of na een tijdvak van arbeid buiten België. Die afwijking heeft tot doel verlies van rechten te voorkomen, als een werknemer een opdracht in het buitenland vervult voor rekening van een internationale instelling waarvan België deel uitmaakt of waartoe België is toegetreden, op voorwaarde onder meer dat de te verwachten duur van de te vervullen opdracht niet meer dan twee jaar bedraagt.
Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
VIII. Artikel 56quater (artikel 11).
Bij dit artikel wordt een recht op kinderbijslag ingevoerd voor de weduwe van een werknemer of van een gepensioneerde werknemer en dit ten behoeve van de door haar grootgebrachte kinderen die op het ogenblik van het overlijden van haar echtgenoot deel uitmaken van het gezin.
De weduwe moet een overlevingsuitkering (...) genieten. Bovendien mag de weduwe geen nieuw huwelijk hebben aangegaan of geen huishouden vormen.
(...)
De wezen die de verhoogde bijslag genieten komen niet in aanmerking voor de berekening van de kinderbijslag waarop aanspraak kan worden gemaakt door de bij dit artikel bedoelde weduwe.
Artikel 56quinquies uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
IX. Artikel 56quinquies (artikel 12).
Dit artikel voert een recht op verhoogde kinderbijslag (artikel 50ter) in voor de minder-valide die geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent en (...) een temoetkoming geniet berekend op grond van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 65 ten honderd.
(...)
Deze kinderbijslag valt ten laste van het Rijk en wordt uitbetaald door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Artikel 56sexies uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
X. Artikel 56sexies (artikel 13).
Bij dit artikel wordt een recht op kinderbijslag ingevoerd voor de kinderen van studenten van minder dan 25 jaar, als die kinderen nog niet rechtgevend zijn in de regeling voor werknemers of in die voor zelfstandigen (...).
De student moet onderwijs volgen in de voorwaarden bepaald krachtens artikel 62, § 4.
In bijzondere gevallen (...) kan de Minister van Sociale Voorzorg de leeftijdsgrens op ten hoogste 27 jaar brengen.
Deze kinderbijslag (...) wordt uitbetaald door de ijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Artikel 73bis uit Kinderbijslagwet werknemers
XVI. A. Er wordt uitdrukkelijk voorzien in een recht op kraamgeld voor doodgeboren kinderen en bij miskraam na ten minste 180 dagen zwangerschap.
(...)
B. De mogelijkheid wordt ingevoerd om voor alle geboorten het volledige kraamgeld te bekomen twee maand voor de vermoedelijke geboortedatum, als de aanvraag daartoe wordt gedaan met ingang van de zesde maand zwangerschap.
Gewijzigd en aangevuld bij MO 301 van 27 juni 1974.