Artikel 42bis uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
1. Artikel 42bis en artikel 56 § 1, G. W. (art. 23 en art. 27, 1° van de wet van 1 augustus 1985)
l°) Artikel 42bis, eerste lid, G.W., wordt in die zin gewijzigd dat de hierin bedoelde gepensioneerde en werkloze van meer dan zes maand met ingang van 1 september 1985 (kinderbijslag verschuldigd over de maand september 1985) recht hebben op hetzelfde hogere bedrag aan kinderbijslag voor het tweede kind, waarvan de invalide werknemers (art. 50ter, G.W.) genieten.
2°) Opdat werkloze werknemers het voordeel van artikel 42bis, G.W., ook zouden verwerven en behouden na perioden van inaktiviteit, wordt aan de Koning de mogelijkheid gegeven te bepalen welke perioden gelijkgesteld worden met werkloosheid. (Artikel 23, 2° van dezelfde wet van 1 augustus 1985).
Daartoe heeft het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 februari 1984 tot uitvoering van artikel 42bis, G.W., een artikel 1bis ingevoegd in het koninklijk besluit van 14 februari 1984, waarin wordt gesteld dat de periode gedurende dewelke de in art. 42bis, eerste lid, b, G.W., bedoelde werkloze de hoedanigheid had van zieke, door ongeval getroffene of invalide werknemer bedoeld in art. 56, G.W., wordt in aanmerking genomen voor het bereiken van de periode van zes maand werkloosheid, indien er geen arbeidshervatting is die meer dan 12 dagen beloopt tussen de beschouwde periodes.
Tenslotte zij in de zelfde context nog vermeld dat art. 56, § 1, G.W., wordt aangevuld door art. 27, l° van de wet van 1 augustus 1985 met de bepaling dat de kinderbijslag verschuldigd is tegen de bedragen bepaald in art. 42 bis, G.W., voor de zieke die als werkloze van meer dan zes maand gerechtigd was op die bedragen of die daarop gerechtigd zou geworden zijn indien hij niet ziek was geworden.
Dit betekent dat de periode van ziekte vóór de werkloosheid en de periode van ziekte ná de werkloosheid in aanmerking worden genomen voor het bereiken van de zes maand werkloosheid.
Artikel 44 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
2. Art. 44 KBW (art. 24)
De wijziging van art. 44, §§ 1, 2, 3 en 4, KBW betreft enkel een tekstaanpassing om, in overeenstemming met de praktijk, een leeftijdsbijslag toe te kennen vanaf het ogenblik dat een kind "minstens" 6, 12 of 16 jaar oud is, met andere woorden de leeftijdsbijslag is verworven vanaf de dag van de verjaardag.
Volledigheidshalve zij vermeld dat de bepalingen van art. 48, 5° lid, KBW moeten worden toegepast.
----------
Wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen - Van kracht vanaf 1 september 1985
Artikel 55 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
3. Artikel 55, G.W. (art. 26)
De nieuwe bepalingen van artikel 55, G.W., breiden het bestaande recht op kinderbijslag voor de verlaten vrouw uit tot de verlaten man.
Op te merken valt dat de voorwaarde geen winstgevende beroepsbezigheid uit te oefenen voor de verlaten echtgenote niet werd behouden in de huidige tekst.
Deze voorwaarde blijft evenwel in het laatste lid van art. 55, G.W., gehandhaafd in die mate dat er geen ander recht mag bestaan in het stelsel van de werknemers of in het stelsel van de zelfstandigen, (...).
Artikel 56quinquies uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
5. Artikel 56quinquies, § 2, GW (Art. 30)
Artikel 30 vervangt het artikel 56quinquies, § 2, door een nieuwe bepaling.
Zij schrijft voor dat kinderbijslag tegen de bedragen bepaald bij artikel 50bis aan de wees wordt toegekend indien, op het ogenblik van het overlijden van één van zijn ouders, de minder-valide vader of de minder-valide moeder voor dit kind aanspraak kon maken krachtens § 1, dat wil zeggen als minder-valide.
Voortaan heeft de wees van een minder-valide vader of moeder dus recht op wezenuitkeringen tegen het verhoogde bedrag net zoals de wees van een werknemer.
Deze nieuwe bepaling wordt evenwel niet toegepast :
- wanneer de wees reeds rechtgevend op wezenuitkeringen is krachtens artikel 56bis, G.W. (de minder-valide ouder overlijdt ná de niet minder-valide ouder)
- wanneer de ouder-werknemer overlijdt en een recht op wezenuitkeringen doet ontstaan met toepassing van artikel 56bis, G.W. (overlijden van de niet minder-valide ouder).
Evenals artikel 56bis stelt de nieuwe bepaling als vereiste dat de overlevende ouder geen nieuw huwelijk heeft aangegaan of geen huishouden vormt. Deze toestanden doen zolang zij voortduren, het recht op het verhoogde bedrag wegvallen, behalve wanneer de overlevende ouder van tafel en bed gescheiden is en geen huishouden vormt of wanneer hij het weeskind verlaten heeft.
Artikel 56sexies uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
6. Artikel 56sexies, G.W. (Art. 31)
Artikel 31 vervangt artikel 56sexies betreffende de toekenning van kinderbijslag uit hoofde van studenten, door een nieuwe bepaling die in de verruiming van de toekenning van kinderbijslag aan nieuwe categorieën van rechthebbenden voorziet.
Voortaan wordt dit recht niet alleen voor de kinderen van studenten toegekend, maar ook - en onder dezelfde voorwaarden - voor de kinderen:
- van personen verbonden door een leerovereenkomst bedoeld bij de wet van 19 juli 1983 op het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst;
- van schoolgaanden, van personen verbonden door een leerovereenkomst bedoeld in art. 62, § 2, G.W., of die een verhandeling bij het einde van hogere studies voorbereiden of een stage doormaken om in een ambt te kunnen worden benoemd;
- van werkzoekenden die afgestudeerd zijn of die een leertijd beëindigd hebben.
Er wordt gepreciseerd dat dit recht verleend wordt ook als de belanghebbende zelf niet begunstigd wordt met kinderbijslag omdat hij niet voldoet aan de gestelde voorwaarden inzake winstgevende activiteit, toekenning van loon of het genot van een sociale uitkering.
Het recht dat ontstaan is op grond van artikel 56sexies, §1, G.W., heeft voorrang op elk ander recht dat dezelfde rechthebbende doet ingaan als sociaal verzekerde of sociaal gerechtigde, behalve wat betreft de werkzoekende of de persoon die een stage doet om in een ambt te worden benoemd.
Daarentegen vertoont het bij artikel 56sexies bedoelde recht een subsidiair karakter ten aanzien van enig ander recht dat voor hetzelfde kind uit hoofde van een andere rechthebbende is verleend op grond van de gecoördineerde wetten, (...) of van de regeling voor de zelfstandigen.
Wanneer de kinderbijslagfondsen kennis krijgen van toestanden die het recht op kinderbijslag kunnen doen ingaan met toepassing van artikel 56sexies, G.W., dienen zij de aanvragen door te sturen aan de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers - Dienst Speciale Rechten - die alleen bevoegd is om het recht op kinderbijslag te onderzoeken en deze laatste uit te keren krachtens voormeld artikel.
Artikel 68 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
7. Artikel 68, GW (art. 35)
1°) Door de opheffing van het tweede, vierde en vijfde lid van artikel 68, GW, wordt een einde gesteld aan de mogelijkheid van bepaalde daartoe gemachtigde vrije kinderbijslagfondsen om de kinderbijslag te laten uitkeren door bemiddeling van hun of van bepaalde aangesloten werkgevers, terwijl deze mogelijkheid wordt behouden ten aanzien van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (cfr. artikel 13 van de wet van 1 augustus 1985 dat een artikel 18bis invoegt in de samengeordende wetten).
2°) De nieuwe bepaling van het derde lid van artikel 68, dat het tweede lid wordt (zie 1° hierboven) preciseert dat de betaling van de kinderbijslag o.m. kan geschieden door overschrijving op de rekening van de bijslagtrekkende bij " een Belgische openbare financiële instelling", waardoor deze mogelijkheid wordt uitgebreid tot bepaalde instellingen die niet expliciet waren vermeld in de vroegere wettelijke bepaling.
Voor het overige blijven de onderrichtingen behouden die werden medegedeeld in de CO nr. 1117 van 8 december 1983.
Artikel 69 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
8. Artikel 69, G.W. (art. 36)
Artikel 69, G.W., dat de bijslagtrekkende van de kinderbijslag aanwijst, wordt vervangen door nieuwe bepalingen.
Wij willen uw aandacht vestigen op volgende wijzigingen:
1) in het tweede lid van de opgeheven tekst wordt het woord "persoon" vervangen door de woorden "natuurlijke persoon of de rechtspersoon" in het tweede lid van § 1 van de nieuwe tekst;
2) in § 2 wordt gesteld dat de kinderbijslag aan het rechtgevend kind zelf moet worden uitgekeerd in twee gevallen:
a) wanneer het gehuwd is (bevestiging van de huidige administratieve praktijk);
b) wanneer het ontvoogd is of minstens 18 jaar oud is, op voorwaarde dat het geen deel uitmaakt van het gezin van een bijslagtrekkende en een afzonderlijke woonplaats heeft. Aan deze laatste dubbele voorwaarde wordt geacht voldaan te zijn indien zulks blijkt uit een uittreksel uit het bevolkingsregister.
3) in § 3 wordt, volledigheidshalve en gelet op de nieuwe bepalingen van §§ 1 en 2, de mogelijkheid van verzet bij de vrederechter verruimd tot de adoptant, pleegvoogd en de rechthebbende. Artikel 594, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt in dezelfde zin aangepast (zie artikel 51 van de wet van 1 augustus 1985).
Artikel 73bis uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
9. Artikel 73bis, G.W. (art. 38)
Aangezien de voorwaarden, gesteld in artikel 73bis, §1, derde lid, 2°, G.W., niet in overeenstemming was met de bepalingen van artikel 51, tweede lid, 2°, G.W., werd eerstgenoemde tekst gewijzigd in die zin dat voor de toekenning van het kraamgeld de band, bedoeld in artikel 51, tweede lid, G.W., tussen de adoptant of pleegvoogd of diens echtgenoot en het opgenomen kind niet langer wordt vereist op het ogenblik dat de adoptieakte of de overeenkomst die de pleegvoogdij tot stand brengt wordt ondertekend.
Artikel 73ter uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
10. Artikel 73ter, G.W. (art. 39)
De nieuwe bepaling van artikel 73ter, tweede lid, G.W., verruimt de bevoegdheid van de Minister van Sociale Zaken om kraamgeld bij afwijking toe te kennen.
De vroegere tekst beperkte deze bevoegdheid immers tot gevallen waarin het recht op kinderbijslag niet werd geopend, terwijl de huidige bepalingen deze bevoegdheid verlenen wanneer de voorwaarden van artikel 73bis niet vervuld zijn.
CO 1152 betreft een aantal bepalingen van de wet van 1 augustus 1985, van kracht sedert 1 september 1985.