Wanneer is er recht op het kraamgeld?

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Het bewijs van geboorte en leven

Het kraamgeld is een eenmalige premie toegekend bij de geboorte van elk kind dat recht geeft op kinderbijslag.

De geboorte van een kind wordt bewezen door:

  • het "speciaal geboortebewijs" overhandigd door de ambtenaar van de burgerlijke stand
Bij de aangifte van de geboorte overhandigt de gemeente twee geboortebewijzen. Het ene is bestemd voor het ziekenfonds, het andere voor de kinderbijslaginstelling die het kraamgeld uitbetaalt. Beide geboortebewijzen worden maar een keer uitgereikt.
  • of een mailbox afkomstig van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Een mailbox is een elektronisch brievenbussysteem, ondergebracht bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Een mailbox bevat de mutaties (= alle toevoegingen en wijzigingen) van de wettelijke gegevens van de sociaal verzekerden van wie de gegevens opgenomen zijn in het verwijzingsrepertorium van de KSZ.

Met de mailbox D036 wordt de gewijzigde gezinssituatie meegedeeld.

Om recht te hebben op het kraamgeld, moet er voldaan zijn aan de voorwaarden om een recht op kinderbijslag te openen.

Doodgeboren kind

Ook voor een doodgeboren kind na een zwangerschap van zes maanden kan kraamgeld betaald worden. Daarvoor is een
akte van aangifte van een levenloos kind nodig, uitgereikt door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De akte van aangifte van een levenloos kind wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakt, wanneer de doodgeboorte plaats heeft meer dan zes maanden na de conceptie. In dat geval geeft het doodgeboren kind ook recht op kraamgeld of moet het voorafbetaalde kraamgeld niet worden betwist. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt een geboortebewijs op met de vermelding "levenloos vertoond kind", wanneer een akte van aangifte van een levenloos kind werd opgesteld. Aan het kinderbijslagfonds wordt gevraagd om telkens wanneer geen mailbox is ontvangen, inlichtingen in te winnen bij het betreffende gemeentebestuur over het bestaan van de akte van aangifte van een levenloos kind.

De overlegging van een medisch getuigschrift aan het bevoegde kinderbijslagfonds inzake een miskraam na ten minste 180 dagen zwangerschap volstaan niet om het recht op kraamgeld te vestigen. Indien daarentegen het kind doodgeboren is in het buitenland wordt het bewijs van doodgeboorte (na 180 dagen zwangerschap) geleverd aan de hand van een document uitgaande van de bevoegde buitenlandse overheidsinstantie en bij gebrek hiervan aan de hand van een medisch getuigschrift.

Kind onder pleegvoogdij

Bij algemene afwijking, is er een recht op kraamgeld voor een pleegkind dat deel uitmaakt van het gezin van de pleegvoogd, als:

  • er een overeenkomst tot pleegvoogdij is opgemaakt binnen het jaar na de geboorte van het kind
Een overeenkomst die de wil uitdrukt van de rechthebbende of zijn (huwelijks)partner om het kind onder pleegvoogdij te nemen.
  • en de pleegvoogd of zijn/haar (huwelijks)partner op de datum van de ondertekening van de overeenkomst aan de voorwaarden voldoet om een recht te openen op kinderbijslag, behalve de voorwaarde van een wettelijk vastgestelde band

Bedrag

Het kraamgeld voor een kind onder pleegvoogdij wordt toegekend volgens het barema dat van toepassing is op de datum van de ondertekening van de overeenkomst tot pleegvoogdij.

Om de geboorterang te bepalen wordt het kind beschouwd als een kind van de pleegvoogd.

Kind geboren in het buitenland

Kinderen die in het buitenland geboren worden, geven ook recht op kraamgeld. Het verblijf in het buitenland moet wel tijdelijk zijn en mag
maximaal twee maanden bedragen.

Zes maanden in geval van ziekte.

MO 300 van 27 juni 1973

MO 190 van 6 maart 1963

Adoptie in het buitenland

Soms verkiezen adoptieouders om, nadat zij een kind in het buitenland ten volle geadopteerd hebben volgens de regels die eigen zijn aan dat land, de adoptieprocedure in België nogmaals te voltrekken, teneinde ook naar Belgisch recht een volle adoptie te bewerkstelligen.

De vraag rijst of er recht op kraamgeld en kinderbijslag is voor een in het buitenland geadopteerd kind.

Erkennig van rechtswege

De enige voorwaarden, waaronder een in het buitenland gewezen vonnis inzake adoptieve afstamming in België erkend kan worden, zijn:

  • de adoptie mag niet strijdig zijn met de Belgische openbare orde
  • de uitgifte ervan moet voldoen aan de voorwaarden gesteld voor haar authenticiteit (Art. 344bis, 2de lid BW)

Indien de eerste adoptie in het buitenland geen aanleiding heeft gegeven tot betalen van een adoptiepremie of van kraamgeld, kan een tweede, Belgische adoptieakte wel in aanmerking worden genomen voor het verlenen van een adoptiepremie.

De "overschrijving" van buitenlandse adoptievonnissen in de (Belgische) registers van de burgerlijke stand is niet vereist. Alhoewel dit vormvereiste substantieel is voor de totstandkoming van de volle adoptie naar Belgisch positief recht, geldt het niet voor buitenlandse adopties.

Voorbeeld

De Heer en Mevrouw X hebben de minderjarige Y (1 november 2010) van Roemeense nationaliteit ten volle geadopteerd, en dit bij vonnis uitgesproken door de Departementele Rechtbank te IASI in ROEMENIE op datum van 15 mei 2011.

Overeenkomstig de Roemeense wetgeving terzake werd de geboorteakte m.b.t. de geboorteplaats van het geadopteerde kind aangepast teneinde de volle adoptie volledige uitwerking te laten hebben : deze geboorteakte werd door de Belgische ambassade "authentiek en echt" verklaard.

Op 8 januari 2012 werd voor een Belgisch notaris een adoptieakte verleden, teneinde ook naar Belgisch recht een volle adoptie te bewerkstelligen.

De adoptanten dienden een aanvraag tot het bekomen van kraamgeld en kinderbijslag in op basis van de adoptie, in ROEMENIE verworven.

Dit alles betekent dat het recht op kraamgeld en kinderbijslag toegekend kunnen worden, aangezien aldus voldaan is aan de vereisten van Art. 73bis AKBW voor het kraamgeld en Art. 51, §3, 2° AKBW voor de kinderbijslag.

Informatienota 1996/5

Export van kraamgeld

Een werknemer, die onderdaan is van een lidstaat, mag op het grondgebied van andere lidstaten niet op grond van zijn nationaliteit anders worden behandeld dan de nationale werknemers wat betreft alle voorwaarden voor tewerkstelling en arbeid, met name op het gebied van beloning, ontslag, en, indien hij werkloos is geworden, wederinschakeling in het beroep of wedertewerkstelling.

"de persoon die gedurende een bepaalde tijd voor een andere persoon en onder diens gezag prestaties verricht, waarvoor hij als tegenprestaties een beloning ontvangt. Eens de arbeidsverhouding beëindigd is, wordt de betrokkene geacht de hoedanigheid van werknemer te verliezen."
Een zelfstandige activiteit wordt hier op geen enkele wijze gelijkgesteld.

Hij geniet er dezelfde sociale en fiscale voordelen als de nationale werknemers.

Hieruit volgt dat het kraamgeld kan geëxporteerd worden voor kinderen van werknemers die in een andere lidstaat worden opgevoed.

MO 583 van 6 oktober 2003

CO 949 bijlage 67 van 13 februari 2006

CO 949 bijlage 67/1 van 28 mei 2014

Top