Artikel 1. De kinderbijslag verschuldigd uit hoofde van de ouder of van de persoon, die slachtoffer is van de ontvoering van het kind, krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2005 tot uitvoering van artikel 102, § 1, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt toegekend aan de bedragen bedoeld in artikel 40 van dezelfde wetten.
De bedragen van de kinderbijslag worden vastgesteld alsof het ontvoerde kind nog zou deel uitmaken van het gezin van de bijslagtrekkende waar het verbleef voor de ontvoering of desgevallend, alsof het ontvoerde kind nog zou verblijven in de instelling waarin het was geplaats overeenkomstig artikel 70 van dezelfde wetten voor de ontvoering.
Art. 2. Het recht dat de ouder of de persoon, die slachtoffer is van de ontvoering van het kind, heeft krachtens artikel 1 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt toegekend vanaf de datum van de ontvoering van het kind en zolang deze laatste de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt.
Dit recht is afhankelijk van het ontbreken van een recht op kinderbijslag bij toepassing van andere Belgische of buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regelen van toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling. Het wordt slechts toegekend voorzover er geen recht bestond voor het ontvoerde kind krachtens het stelsel van kinderbijslag voor zelfstandigen, onmiddellijk voor de ontvoering van het kind.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.