Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor werknemers wordt belast met het toekennen van gezinsbijslag uit hoofde van de ouder, vader of moeder, die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en slachtoffer is van de ontvoering van het kind of, bij gebrek hieraan, uit hoofde van de persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en die slachtoffer is van de ontvoering van het kind indien deze tot onmiddelijk voor de ontvoering van het kind bijslagtrekkende was voor dit kind bij toepassing van artikel 69, § 1, tweede lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
De hoofdverblijfplaats bedoeld in het eerste lid is de hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 2. Onder ontvoering van het kind moet worden verstaan de handeling die tot doel heeft het kind wederrechtelijk te onttrekken aan het gezag van één van zijn ouders, vader of moeder, of aan de persoon die bijslagtrekkende was onmiddellijk voor deze handeling, overeenkomstig artikel 69, § 1, tweede lid, van dezelfde wetten, of aan de instelling waar het kind geplaatst was overeenkomstig artikel 70 van dezelfde wetten, wanneer deze handeling:
1° het voorwerp uitmaakt van een klacht of van een aangifte bij de politie, het parket of de Belgische overheden die bevoegd zijn inzake de ontvoeringen van kinderen;
2° een kind betreft van minder dan achttien jaar oud.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.