Artikel 63 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 117 uit Kinderbijslagwet werknemers
Overeenkomstig artikel 580, 2° van het Gerechtelijk Wetboek kan bij de arbeidsrechtbank beroep worden ingesteld tegen de beslissing die een kinderbijslaginstelling genomen heeft op grond van een door een geneesheer van de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekeringen gedane vaststelling.
Het komt voor dat het over een dergelijk beroep gewezen vonnis geen enkele aanwijzing bevat omtrent een of ander bestanddeel van het recht op kinderbijslag, met name de datum waarop de vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid is begonnen of, veelal, de datum waarop het percentage van de ongeschiktheid dient te worden herzien.
De kinderbijslagfondsen hebben de gewoonte aangenomen zich bij dergelijke omstandigheid tot het R.I.Z.I.V. te wenden om zich aldus aan de hand van een nieuw formulier X zekerheid te verschaffen omtrent de datum waarop het geval moet worden herzien.
Aangezien het niet aan een administratieve overheid behoort de betekenis van een door de gerechtelijke macht uitgesproken vonnis te interpreteren, te beperken of te verruimen, worden de kinderbijslagfondsen verzocht voortaan deze werkwijze te laten varen.
Ten einde evenwel interpretatiemoeilijkheden omtrent de betekenis van een vonnis te vermijden, wordt de kinderbijslagfondsen die een beslissing namen waartegen beroep wordt ingesteld, aangeraden de rechtbank attent te maken op de noodzakelijkheid zich over al de bestanddelen van het recht op kinderbijslag uit te spreken.
1. Aldus, wanneer het geschil betrekking heeft op het recht op kinderbijslag ten behoeve van een arbeidsongeschikt kind (artikel 63, G.W.), moet de rechtbank worden verzocht zich, eventueel na een deskundig onderzoek, uit te spreken omtrent het percentage van arbeidsongeschiktheid (meer of minder dan 66 %) of, over het totale karakter van de ongeschiktheid om enig beroep uit te oefenen wegens de lichaams- of geestesgesteldheid.
(...)
(...) de rechtbank moet worden verzocht ook het volgende vast te stellen:
- de datum waarop de arbeidsongeschiktheid, (...) is begonnen;
- de periode dat naar haar mening de arbeidsongeschiktheid, (...) zal voortbestaan, met vermelding van de datum waarop het geval eventueel moet worden herzien door de geneesheer van de Dienst voor geneeskundige controle (...).
In elk (...) geval waarin beroep wordt ingesteld tegen de door een kinderbijslagfonds genomen beslissing, moet dit Fonds de rechtbank op eigen initiatief in kennis stellen van de begin- en einddatum van de ongeschiktheid, zoals zij door de deskundige geneesheer van de Dienst voor geneeskundige controle (...) werden vastgesteld.
Daartoe behoren de kinderbijslagfondsen de rechtbank erom te verzoeken dat het bepalen van die data ook wordt opgenomen in de opdracht die zij, in voorkomend geval, toevertrouwt aan een deskundige geneesheer die bij vonnis werd aangewezen alvorens recht te spreken.
Blijft ondanks die voorzorgen het vonnis van de arbeidsrechtbank nog onvolledig op een of ander punt, dan gaat het kinderbijslagfonds tewerk als volgt:
1. De rechtbank vernietigt zonder meer de beslissing van de geneesheer (...)
Hier moeten twee gevallen worden onderscheiden:
a) een vorige beslissing heeft de vereiste ongeschiktheid erkend om over een bepaalde periode een recht op kinderbijslag krachtens de gecoördineerde wetten te genieten.
In dit geval is deze beslissing opnieuw volledig van toepassing.
Voorbeeld: Een eerste beslissing verklaart een kind meer dan 66% ongeschikt tot 31 december 1983. Ingevolge een verzoek om herziening stelt de geneesheer (...) een ongeschiktheid van minder dan 66% vast vanaf 1 februari 1982.
De arbeidsrechtbank vernietigt die beslissing.
De eerste vaststelling heeft opnieuw uitwerking tot de datum die zij opgeeft (31 december 1983), behalve indien vóór die datum een nieuwe herziening moet plaatsvinden.
b) geen enkele vorige beslissing heeft de bij de gecoördineerde wetten vereiste ongeschiktheid erkend.
Het geval moet alsdan opnieuw aan de geneesheer van de controledienst (...) worden voorgelegd opdat hij zich uitspreekt omtrent de ongeschiktheid.
Voorbeeld: Een eerste verzoek tot vaststelling van ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid leidt tot een bevinding van ongeschiktheid van minder dan 66%. De rechtbank vernietigt die beslissing maar stelt geen enkel percentage van ongeschiktheid vast.
Het kinderbijslagfonds moet het geval opnieuw voorleggen aan het R.I.Z.I.V. waarbij het dit laatste wijst op het gevelde vonnis.
2. De rechtbank wijzigt één der elementen van de beslissing die genomen werd door de geneesheer (...)
Beginsel: Men past de beslissing van de geneesheer (...) toe zoals zij door het vonnis is gewijzigd.
Toepassingen:
a) De rechtbank wijzigt het percentage van de ongeschiktheid maar spreekt zich niet uit over de duur ervan.
Het kinderbijslagfonds houdt dan rekening met het door het vonnis aangenomen percentage van ongeschiktheid, maar zulks voor de duur die de geneesheer (...) heeft bepaald.
b) De rechtbank spreekt zich uit over de graad van ongeschiktheid en over de begindatum van ongeschiktheid; zij verstrekt evenwel geen enkele aanwijzing in verband met de datum die de geneesheer (...) voor de herziening van de ongeschiktheid heeft vastgesteld.
Ook in dit geval wordt met laatstbedoelde datum rekening gehouden.
3. De rechtbank verklaart dat het kind recht heeft hetzij op verhoogde kinderbijslag voor mindervaliden, hetzij op kinderbijslag
Aangezien in het vonnis geen percentage van ongeschiktheid werd vermeld en daardoor een toereikende motivering ontbreekt, moet er beroep worden ingesteld.
4. Herziening van de ongeschiktheid
- (...) kan de geneesheer (...) op verzoek van de betrokken partijen of van de instelling die de kinderbijslag verschuldigd is, zijn beslissing herzien telkens als zijn goede trouw misbruikt werd of wanneer een nieuw element het rechtvaardigt.
- (...)
In verband met een door de arbeidsrechtbank genomen beslissing tot vaststelling van een blijvende ongeschiktheid moet een kinderbijslaginstelling doorgaans geen verzoek om herziening indienen, behalve wanneer een nieuw en bepalend element zulks rechtvaardigt.
(...)
Al de in deze omzendbrief bevatte aanbevelingen en interpretatieregelen worden gegeven onverminderd de eventuele uitoefening van de bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalde middelen van beroep tegen de arresten en vonnissen van de hoven en rechtbanken (verzet, beroep, voorziening in cassatie), of de vordering tot interpretatie of verbetering van het vonnis wanneer de rechter een onduidelijke of dubbelzinnige beslissing heeft genomen.
De Rijksdienst herinnert aan de bepalingen van de ministeriële omzendbrief nr. 325 van 13 januari 1976 luidens welke de kinderbijslaginstelling, die in kennis gesteld wordt van een door de arbeidsrechtbank overeenkomstig de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek bevolen deskundig onderzoek, de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekeringen daaromtrent onverwijld dient in te lichten, opdat een geneesheer van die Dienst aanwezig kan zijn bij dat onderzoek.
De Rijksdienst maakt er de kinderbijslagfondsen eveneens attent op dat zij hem onverwijld in het bezit moeten stellen van alle beslissingen, vonnissen en arresten in zaken waarin zij partij waren voor de arbeidsgerechten en het Hof van Cassatie (cf. omzendbrieven nr. 915 van 25 juli 1972 en nr. 1090 van 24 juli 1980).
Artikel 47 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 62 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 63 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
2. Wanneer het geschil betrekking heeft op de toekenning van bijkomende kinderbijslag voor een minder-valide kind onder de 25 jaar (artikel 47 G.W.) moet de rechtbank verzocht worden zich uit te spreken over :
- hetzij het percentage (meer of minder dan 66 %) van de ontoereikendheid of de vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één meer aandoeningen (cf. artikel 2, § 1, 1ste lid van het koninklijk besluit van 10 maart 1964 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een minder-valide kind moet voldoen om de kinderbijslag te genieten bij toepassing van artikel 47, G.W.) ;
- hetzij het percentage van (...)(meer of minder dan 66 %) of het totale karakter van de ongeschiktheid om enig beroep uit te oefenen wegens de lichaams- of geestesgesteldheid (cf. artikel 2, § 1, vierde lid van voormeld koninklijk besluit van 10 maart 1964 waarbij het kind dat ongeschikt erkend wordt om enig beroep uit te oefenen, geacht wordt te voldoen aan de voor de toepassing van artikel 47, G.W. gestelde voorwaarden).
In deze (...) twee gevallen (...) moet de rechtbank worden verzocht ook het volgende vast te stellen:
- de datum waarop (...) de ontoereikendheid of de vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid is begonnen ;
- de periode dat naar haar mening de arbeidsongeschiktheid, de ontoereikendheid of de vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid zal voortbestaan, met vermelding van de datum waarop het geval eventueel moet worden herzien door de geneesheer van de Dienst voor geneeskundige controle (...).
(...)
In elk van de hiervoren opgesomde gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de door een kinderbijslagfonds genomen beslissing, moet dit fonds de rechtbank op eigen initiatief in kennis stellen van de begin- en einddatum van de ongeschiktheid,zoals zij door de deskundige geneesheer van de Dienst voor geneeskundige controle (...) werd vastgesteld.
Artikel 62 uit Kinderbijslagwet werknemers
30 december 1975 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt (BS 6.2.1976, err. BS 10.2.1976)
(...)
4. Wanneer de rechtbank zich moet uitspreken over het voortbestaan van de ongeschiktheid - vanaf de zevende maand - van het kind dat het schoolbezoek gestaakt heeft wegens ziekte, (artikel 7, 2de lid, 1°, van het koninklijk besluit van 30 december 1975 genomen ter uitvoering van artikel 62 § 4 (lezen § 3, ingevolge artikel 51 van de Wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen) G.W. en ministeriële omzendbrief nr. 335 van 8 juni 1976, moet het vonnis eveneens de datum van de eerste dag van de zevende maand ongeschiktheid opgeven, alsmede de datum waarop de ongeschiktheid een einde heeft genomen of moet worden herzien.
Artikel 63 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
(...) moet worden aangestipt dat volgens het nieuwe artikel 63, G.W., zoals het gewijzigd werd bij het koninklijk besluit nr. 122 van 30 december 1982, het uitoefenen van een activiteit die aanleiding geeft tot verzekeringsplicht ingevolge een van de sociale-zekerheidsregelingen (behalve wanneer de minder-valide zich in een toestand bevindt die opgegeven is in artikel 63, 2°, b) tot e), G.W.), alsmede het genieten van sociale uitkeringen (behalve de voorziene uitzonderingen) niet alleen nieuwe feiten zijn die de herziening van het percentage van ongeschiktheid rechtvaardigen, maar werkelijke beletsels voor de toekenning van het recht op kinderbijslag worden.
Zodra het bij artikel 63, 1ste lid, 2° bedoelde kind (rechtgevende boven de 25 jaar) beroepswerkzaamheden in loondienst of als zelfstandige uitoefent die aanleiding geven tot verzekeringsplicht ingevolge een van de sociale-zekerheidsregelingen, of sociale uitkeringen geniet, moeten de uitbetalingen worden geschorst zonder te wachten totdat, het geval door de deskundige geneesheer van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekeringen of door de arbeidsrechtbank is herzien.
Er zij aan herinnerd dat er niet aldus moet worden tewerk gegaan wanneer de rechtgevende van meer dan 25 jaar oud eveneens bijzondere en aanvullende tegemoetkomingen voor minder-validen of het gewaarborgd inkomen voor bejaarden geniet (cf. C.O. 1108, Eerste Deel van 19 januari 1983 en addenda van 21 maart 1983).
(...)
Artikel 63 zoals het van toepassing op kinderen geboren voor 1 juli 1966.